ECLI:NL:CRVB:2022:37
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de datum in geding voor WIA-uitkering en de medische en arbeidskundige beoordeling van appellante
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de datum in geding voor de WIA-uitkering van appellante, die zich ziek meldde met nek- en schouderklachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de datum van toekenning van de WIA-uitkering, 6 juni 2018, als datum in geding moet worden gehanteerd. Dit betekent dat als na toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering per einde wachttijd, in de bezwaarprocedure alsnog een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% wordt vastgesteld, deze datum bepalend is voor het recht op de WIA-uitkering. Het besluit van het Uwv van 27 november 2020, waarin een wijziging van de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld, kan niet worden meegenomen in deze procedure omdat het een andere datum in geding betreft.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de functionele mogelijkheden van appellante correct zijn vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben de medische voorgeschiedenis en de klachten van appellante grondig onderzocht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid. Het rapport van medisch adviseur Timmerhuis biedt geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen ondermijnen. De rechtbank bevestigt dat de geselecteerde functies voor appellante medisch geschikt zijn en dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies passend zijn voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.