ECLI:NL:CRVB:2019:220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.I. van de Kris
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over nieuwe uitlooptermijn bij beëindiging WIA-uitkering en zorgvuldigheid van het onderzoek
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 januari 2019, wordt de zaak behandeld van een appellant die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de beëindiging van zijn WIA-uitkering. De appellant, die zich op 26 januari 2009 ziek meldde, was per 22 februari 2012 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Echter, na een herbeoordeling in 2015 werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid was gedaald tot minder dan 35%, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 20 oktober 2015. De rechtbank Den Haag had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de appellant stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn depressieve klachten niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad oordeelt dat het Uwv de datum in geding, 20 oktober 2015, niet had mogen hanteren zonder rekening te houden met relevante wijzigingen in de medische situatie van de appellant na deze datum. De Raad stelt vast dat het Uwv een nieuw medisch onderzoek moet verrichten, waarbij de datum van 16 mei 2016 als uitgangspunt moet worden genomen. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit van 5 april 2016 te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige voorbereiding en voldoende motivering bij besluiten die de rechten van burgers raken.