Uitspraak
OVERWEGINGEN
‘In het tweede lid is geregeld dat het recht op ziekengeld niet ogenblikkelijk eindigt maar, wegens zorgvuldigheidsredenen, pas na een uitlooptermijn van een maand eindigt, wanneer de verzekerde na arbeidskundig of verzekeringsgeneeskundig onderzoek minder dan 35% arbeidsongeschikt blijkt te zijn. Door deze uitlooptermijn wordt de verzekerde niet ogenblikkelijk met de beëindiging van zijn recht op ziekengeld geconfronteerd, maar wordt hem enige tijd gegund om zich voor te bereiden op de verandering in zijn situatie.’ Gelet op deze toelichting is derhalve, evenals bij andere arbeidsongeschiktheidswetten zoals de WAO en WIA, sprake van een uitlooptermijn, zij het dat voor de Ziektewet deze één maand bedraagt. Uit de toelichting blijkt dat de wetgever hierbij uitsluitend voor ogen heeft gestaan de situatie dat een uitkering moet worden beëindigd. Omdat het doel van het na een maand beëindigen is dat de verzekerde zich moet kunnen voorbereiden op de verandering van de situatie, moet de verzekerde eerst op de hoogte zijn van uitkomsten van de beoordeling alvorens de uitlooptermijn van een maand start.
3 juni 2014 voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante. Appellantes stelling dat er eerst na 30 juni 2014 sprake was van een optimaal resultaat kan niet het gewicht krijgen dat appellante daaraan wenst toe te kennen. Bepalend is dat de beperkingen per
1 augustus 2014 juist zijn weergegeven. Met de beperkingen die zijn aangenomen moet appellante geschikt worden geacht voor de geselecteerde functies, die het karakter hebben van administratief werk of licht productiewerk, zodat ook op dit punt wordt ingestemd met het oordeel van de rechtbank.