ECLI:NL:CRVB:2022:302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 24 december 2013 ziek meldde na een verkeersongeval, heeft in het verleden al meerdere keren bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het primaire onderzoek is uitgevoerd door een verzekeringsarts in opleiding, wiens rapport is ondertekend door een verzekeringsarts. Appellant heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord tijdens de hoorzitting en heeft verzocht om een beslissing op basis van de beschikbare medische gegevens. De Raad concludeert dat het Uwv niet kan worden verweten dat appellant niet op een spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien, aangezien hij afstand heeft gedaan van het recht op een hoorzitting en medisch onderzoek.
De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de beperkingen van appellant zijn toegenomen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen toegenomen beperkingen zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.036,- bedragen, en het griffierecht van € 175,-. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander op 3 februari 2022.