ECLI:NL:RBLIM:2022:6634

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
ROE 21/2233
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. W.H.A. Bos, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. L.M.C.M. Levels. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV op 7 april 2021 werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 12 augustus 2021. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 15 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische situatie van eiser voldoende had onderkend en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voor zorgvuldigheid voldeden. Eiser had aangevoerd dat zijn medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen en dat er meer beperkingen moesten worden erkend, maar de rechtbank vond deze argumenten niet voldoende onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist en dat het beroep van eiser ongegrond was. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2233

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.H.A. Bos),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.C.M. Levels).

Procesverloop

Met het besluit van 7 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 12 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als magazijnmedewerker voor gemiddeld 39,77 uur per week. Hij heeft zich op 18 april 2019 wegens rugklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Het UWV heeft de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 15 april 2021. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er zes functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 77,20% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Dit betekent dat eiser 22,80% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Eiser stelt dat de gronden en eventuele bijlagen waar naar verwezen wordt, die hij in de bezwaarprocedure in geding heeft gebracht, als herhaald en ingelast dienen te gelden. Het bestreden besluit berust volgens eiser op een feitelijk onjuiste grondslag, is onvoldoende gemotiveerd en het onderzoek is onzorgvuldig geweest. Eiser verwijst voor de zorgvuldigheid naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 juni 2021 [2] , waaruit blijkt dat als er in de primaire fase geen sprake is geweest van een contact met een geregistreerde verzekeringsarts, dit in de bezwaarfase wel moet gebeuren. Daarnaast geeft eiser aan dat hij wel heeft afgezien van de hoorzitting, maar niet van een medisch onderzoek in bezwaar. Hij stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is althans meer dan 35% arbeidsongeschikt. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer fysieke beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Zijn benen zijn beperkt belastbaar. Eiser vindt dat nader fysiek onderzoek had moeten plaatsvinden. Ook meent hij dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Eiser onderbouwt zijn standpunt met brieven van de neuroloog en de uitslag van een MRI-scan. Hij vindt dat het UWV ten onrechte deze informatie niet heeft meegenomen in de beoordeling. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten, omdat hij beperkt is op het vlak van langdurig zitten, aangewezen is op een afwisselende houding en een langdurig gedwongen werkhouding niet geschikt is. Hij vindt dat onvoldoende is onderbouwd dat hij de geduide functies kan uitvoeren.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 15 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 15 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 15 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft geen aanvullende informatie bij derden ingewonnen, omdat uit de dossierinformatie en het eigen onderzoek voldoende gegevens naar voren zijn gekomen waarop een zorgvuldige besluitvorming kon worden gebaseerd. De arts heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 27 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Zij vond het niet noodzakelijk om eiser persoonlijk te spreken gezien de in het dossier aanwezige medische informatie van de bedrijfsarts en behandelaars, de inhoud van het bezwaarschrift en het adequate primaire medische onderzoek. Bovendien vroeg eiser niet om persoonlijk contact, hij zag af van een hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts en waarom zij geen nadere medische informatie heeft opgevraagd. In het rapport van 12 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader toegelicht waarom zij geen noodzaak ziet voor persoonlijk contact met eiser. Zij herhaalt haar eerdere standpunt en geeft aan dat eiser zelf heeft afgezien van een hoorzitting. Daarnaast is medische informatie aanwezig in het dossier, deze is van een wat oudere datum, maar eiser staat ook al geruime tijd niet onder behandeling voor zijn rugklachten. Bovendien is sprake van een adequate primaire beoordeling door een arts die al tientallen jaren werkzaam is voor het UWV, en door het geven van forse beperkingen is al in zeer ruime mate rekening gehouden met de subjectieve beleving van eiser.
12
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 20 juli 2022 gemotiveerd gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om tot een ander oordeel over de belastbaarheid te komen.
13. Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is en hij vindt dat een nader onderzoek had moeten plaatsvinden.
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek in bezwaar zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. De primaire arts heeft eiser gezien en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars en de bedrijfsarts van eiser bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser niet gesproken en/of lichamelijk onderzocht maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. In beginsel behoort het namelijk tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, hoe de informatie van de behandelaars wordt geïnterpreteerd, en vast te stellen tot welke beperkingen in arbeid dit leidt bij eiser. In de uitspraak van 23 juni 2021 heeft de Raad onder meer overwogen dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de bezwaarfase de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. [3] Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat, in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom een medisch onderzoek in bezwaar geen toegevoegde waarde heeft. Hierbij is van belang dat voldoende medische informatie in het dossier aanwezig was, eiser rond de datum in geding niet onder behandeling was waardoor er geen nieuwe informatie voorhanden was en de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er sprake is van een adequate primaire medische beoordeling. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de beroepsprocedure de door eiser overgelegde medische informatie bestudeerd en voldoende gemotiveerd waarom deze niet tot verdere beperkingen leidt. Bovendien is van belang dat (de gemachtigde van) eiser in de bezwaarfase heeft aangegeven dat hij afziet van een hoorzitting. Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Raad mocht de verzekeringsarts bezwaar en beroep er dan ook van uitgaan dat naast het afzien van een hoorzitting, eiser ook heeft afgezien van een medisch onderzoek. [4] Gelet op al deze omstandigheden kan het UWV niet worden tegengeworpen dat eiser niet op een spreekuur van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de onderzoeksactiviteiten van de (verzekerings)artsen de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
15. De arts gaat uit van de diagnose chronisch aspecifieke lage rugklachten, status na herniaoperatie L5-S1 links en gecompliceerde gebitssanering. De arts geeft aan dat op basis van de dossierinformatie en de presentatie bij het onderzoek is te stellen dat er nog steeds sprake is van restklachten ondanks meervoudige en uitgebreide/langdurige nabehandelingen. Eiser is hierdoor nog beperkt te achten in zijn mobiliteit. Met name langdurig staan, maar zeker langdurig zitten is nog steeds problematisch. Hij is verder aangewezen op fysiek lichte inspanning, waarbij rugbelasting in de zin van tillen, dragen, duwen en trekken beperkt blijven. Eiser kan door de restklachten niet fietsen en niet langdurig autorijden/frequent in- en uitstappen. Schokken en trillingen dienen te worden vermeden en eiser kan niet snel vluchten bij gevaar. Lopen is haalbaar tot 45 minuten een aantal keer per dag. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
16
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Zij geeft aan dat eiser niet in een situatie van ‘Geen Benutbare Mogelijkheden’ verkeert. Hij voert een zelfstandige huishouding, heeft de zorg voor een opgroeiende dochter, wandelt veel met de hond en is geregeld aan het knutselen. Er bestaan al langer rugklachten. De operatie in 2019 en het daarna gevolgde revalidatietraject hebben eiser niet volledig van de klachten afgeholpen. De algehele conditie is echter heel redelijk en op dit moment zijn er geen aanwijzingen voor andere problematiek dan persisterende rugklachten na een herniaoperatie. In de FML is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in ruim voldoende mate rekening gehouden met de klachten. Zij ziet rekening houdende met de beperkingen geen indicatie voor een urenbeperking.
17. Eiser voert aan dat er sprake is van een gebrekkige motivering, dat zijn medische situatie slechter is, hij volledig arbeidsongeschikt is en het UWV meer beperkingen, waaronder een urenbeperking had moeten aannemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Dat een verdere urenbeperking nodig is heeft eiser niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom er geen verdere urenbeperking wordt gesteld. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 15 april 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft op grond van de FML zes functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Drie van deze functies zijn aan de schatting ten grondslag gelegd. Het gaat om:
- (484010) Transportplanner, medewerker bevrachting;
- (516080) Schadecorrespondent;
- (315120) Receptionist.
19. Eiser voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat hij zeer beperkt is op het vlak van langdurig zitten, hij van houding moet kunnen wisselen en een langdurig gedwongen werkhouding is niet geschikt. Hij vindt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn.
20. De arbeidsdeskundige geeft aan dat hij overleg heeft gehad met de arts met betrekking tot de geduide functies. Binnen deze functies is het van belang dat er voldoende afwisseling is tussen lopen, staan en zitten. De arts en arbeidsdeskundige zijn tot de conclusie gekomen dat dit blijkt uit de functieomschrijving en dat de functies kunnen worden geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport nader toegelicht dat het functies betreffen die hoofzakelijk zittend worden uitgevoerd, maar eiser wordt in staat geacht gedurende acht uur per werkdag te kunnen zitten, als het zitten voldoende onderbroken wordt (na circa 30 minuten). Aangezien het allemaal bureaufuncties betreffen is deze afwisseling en/of onderbreking in voldoende mate te realiseren door gebruik te maken van een zit-sta bureau. Dat is tegenwoordig bij administratieve functies algemeen gebruikelijk en de aanschaf hiervan kan in alle redelijkheid van een werkgever worden gevraagd. Daarmee kan naar eigen behoefte het zitten onderbroken worden en is ook van een gedwongen werkhouding geen sprake.
21. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundigen hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
22. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiser op 15 april 2021 met de middelste van deze functies 77,20% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als magazijnmedewerker, zodat eiser voor de overige 22,80% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een WIA‑uitkering per 15 april 2021 terecht afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 26 augustus 2022
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 30 maart 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Zie de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
4.Zie onder andere de uitspraken van de Raad van 3 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:302 en 1 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6137.