ECLI:NL:CRVB:2018:644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WIA-uitkering te weigeren. Appellant, die eerder werkzaam was als [naam functie], is op 24 december 2013 uitgevallen door nekklachten na een verkeersongeval. Het Uwv heeft na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellant met ingang van 22 december 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, waardoor hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 15 december 2016 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was en dat de beschikbare informatie van de behandelend sector was meegewogen. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en heeft verwezen naar aanvullende medische informatie van zijn psychiater.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het standpunt van appellant dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat appellant in staat is om de voor hem geselecteerde functies te vervullen.