ECLI:NL:CRVB:2022:2826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WIA door Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, omdat hij een verschoonbare termijnoverschrijding had aangetoond bij het indienen van zijn bezwaar tegen een besluit van het Uwv. Dit besluit, genomen op 10 december 2020, hield in dat betrokkene recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanwege zijn arbeidsongeschiktheid. Betrokkene had echter zijn bezwaar te laat ingediend, wat het Uwv aanleiding gaf om dit bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. De Raad stelt vast dat betrokkene zelf verantwoordelijk is voor de tijdige indiening van rechtsmiddelen en dat hij, ondanks zijn situatie, had moeten zorgen dat iemand anders het bezwaar tijdig indiende. De Raad concludeert dat er geen medische redenen zijn aangetoond die betrokkene zouden hebben belet om tijdig bezwaar te maken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de betrokkene in het proces en de noodzaak om tijdig actie te ondernemen, zelfs in moeilijke omstandigheden. De Raad wijst erop dat de verschoonbaarheidsuitzondering niet ruim moet worden geïnterpreteerd, en dat de omstandigheden van de zaak van betrokkene niet voldoende zijn om van deze uitzondering gebruik te maken.