ECLI:NL:CRVB:2023:680

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/1309 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking maatwerkvoorzieningen individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Beesel tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het beroep van verzoeker tegen het besluit van het college, waarin zijn maatwerkvoorzieningen voor individuele begeleiding per 8 maart 2018 werden ingetrokken, gegrond verklaard. Het college had het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat recente wetenschappelijke inzichten en veranderende maatschappelijke opvattingen invloed hebben op de uitleg van de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding. Verzoeker had geen verklaring gegeven voor de te late indiening van zijn bezwaarschrift, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet redelijkerwijs in verzuim was.

Hangende het hoger beroep heeft verzoeker een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening en om individuele begeleiding te verstrekken. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de tijdige indiening van rechtsmiddelen. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen verschoonbare termijnoverschrijding heeft aangetoond en dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

22.1309 WMO15-PV, 23/411 WMO15-VV-PV

Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 maart 2022, 18/1018, 18/946, 18/2050, 18/2051 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van 30 januari 2023
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Beesel (college)
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Datum uitspraak: 24 maart 2023
Zitting heeft: H.J. de Mooij
Griffier: E.P.J.M. Claerhoudt
Ter zitting zijn verschenen: verzoeker en [naam], mantelzorger van verzoeker, en namens het college P.J.J. van Heugten en M. Wijnen.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat mondeling uitspraak wordt gedaan op zowel het hoger beroep als het verzoek om voorlopige voorziening.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 25 juni 2018 ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het college heeft bij besluit van 8 maart 2018 de op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan verzoeker verstrekte maatwerkvoorzieningen voor individuele begeleiding per die datum ingetrokken. Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit heeft het college bij besluit van 25 juni 2018 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen alsnog op het bezwaar van verzoeker te beslissen. De rechtbank heeft overwogen dat vanwege recente wetenschappelijke inzichten en veranderende maatschappelijke opvattingen over de verhouding tussen overheid en burger een verschuiving plaatsvindt die doorwerkt in de uitleg van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Gelet op de specifieke omstandigheden van verzoeker kan niet worden geoordeeld dat verzoeker redelijkerwijs in verzuim was.
3. Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het bestreden besluit.
4. Hangende het hoger beroep heeft verzoeker een verzoek gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening en verzocht om individuele begeleiding te verstrekken.
5. Zoals de Raad recent eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van de Raad van 22 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2826) vormt wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen geen aanleiding om de vaste rechtspraak met betrekking tot de toepassing van artikel 6:11 van de Awb te verlaten.
6. De vaste rechtspraak van de Raad houdt in dat een betrokkene zelf verantwoordelijk is voor de tijdige indiening van rechtsmiddelen en dat als hij hiertoe niet in staat is ervoor zorgdraagt dat een ander dat voor hem doet (zie de uitspraak van de Raad van 29 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA2132).
7. Anders dan verzoeker heeft aangevoerd, is het bezwaarschrift te laat ingediend. Verzoeker heeft geen verklaring gegeven voor de te late indiening. Uit het omvangrijke dossier blijkt dat verzoeker gedurende de bezwaartermijn betrokken was bij verschillende andere bezwaar- en beroepsprocedures waarvoor hij zelfstandig processtukken opstelde en indiende. Ook het onderhavige bezwaarschrift is door verzoeker zelf opgesteld en ingediend, zij het te laat. Er is de voorzieningenrechter niet gebleken van redenen op grond waarvan verzoeker niet in staat kon worden geacht zelf tijdig bezwaar te maken of, zo nodig, een derde te vragen een – voorlopig – bezwaarschrift in te dienen.
8. Hieruit volgt dat het hoger beroep van het college slaagt. Dit betekent dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat het college het bezwaar van verzoeker terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevochten. Het beroep tegen het bestreden besluit dient ongegrond te worden verklaard.
9. Gelet op de uitspraak in de hoofdzaak bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt (getekend) H.J. de Mooij