ECLI:NL:CRVB:2013:CA2132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat door appellante, A. te B., was ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college had eerder besloten om het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden van appellante in te trekken, omdat zij niet had voldaan aan de verplichting om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb. Appellante had bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend.
De rechtbank Amsterdam had in haar uitspraak geoordeeld dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante voerde aan dat zij door zware (rouw) omstandigheden niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en het college. De Raad stelde vast dat appellante zelf verantwoordelijk is voor de tijdige indiening van een rechtsmiddel en dat zij, ondanks haar omstandigheden, in staat had moeten zijn om iemand te machtigen om namens haar bezwaar te maken.
De Raad benadrukte dat appellante zes meerderjarige kinderen heeft die haar hadden kunnen bijstaan in deze procedure. De Raad concludeerde dat het college op juiste gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.