In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een militair, had in 2010 een aanstelling gekregen met een bepaald salarisnummer. In 2020 verzocht hij om toekenning van extra salarisnummers, omdat hij van mening was dat bij zijn aanstelling niet voldoende rekening was gehouden met zijn ervaring als basisarts. De staatssecretaris van Defensie had dit verzoek afgewezen, maar de rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de staatssecretaris het verzoek van appellant ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De Raad oordeelde dat het bekend raken van appellant met de nota 2003, die relevant was voor de toekenning van salarisnummers, moet worden beschouwd als een nieuw gebleken feit. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en zelf in de zaak voorzien door appellant per 20 oktober 2015 twee extra salarisnummers toe te kennen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant.