1.2.Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en tegen de salarisspecificatie van 16 januari 2018. Bij e-mailbericht van 14 mei 2018 heeft zij te kennen gegeven dat de artsentoelage (ATA-toelage) en de kapiteinsrang niet langer punten van geschil zijn. Het bezwaar richt zich alleen tegen het toegekende salarisnummer.
2. Bij het bestreden besluit van 6 augustus 2018 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. In dit besluit is vermeld dat het salarisnummer van een militair die is ingedeeld bij het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) ten tijde van het primaire besluit werd vastgesteld met toepassing van de Nota Salaris bij aanstelling CLSK (Nota 2016). Inmiddels is deze nota vervangen door de Nota salaris bij aanstelling CLSK 2018 (Nota 2018). Bij het bestreden besluit heeft verweerder getoetst aan de Nota 2018. Eiseres was ten tijde van het bestreden besluit ouder dan 23 jaar, op grond waarvan haar in beginsel salarisnummer 4 is toegekend. Vervolgens zijn aan haar 4 extra salarisnummers toegekend, omdat zij een relevante wetenschappelijke vooropleiding heeft gevolgd. Voorts is een extra salarisnummer toegekend, omdat zij voldeed aan het in de Nota 2018 neergelegde ‘ervaringscriterium’. Eiseres had bij aanstelling salarisnummer 9 moeten worden toegekend. Aan haar werd echter salarisnummer 13 toegekend, dat gepaard gaat met de (financiële) rang van kapitein. Gelet op de Nota 2018 en de tekst van het Inkomstenbesluit militairen (IBM), komt verweerder niet tot de conclusie dat het aan eiseres toegekende salarisnummer 17 of hoger moet zijn. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Volgens verweerder hanteren de verschillende operationele commando’s (OPCO) eigen nota’s, die, net als de Nota 2018, zijn gebaseerd op het IBM, maar afwijken op het gebied van het toekennen van extra salarisnummers op grond van kennis en ervaring. Dit levert geen schending op van het beginsel van gelijke beloning bij gelijke arbeid. Hoewel de werkzaamheden van een arts bij het CLSK wellicht niet veel verschillen van die van een militair arts bij het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) of het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) , zijn de (operationele) arbeidsomstandigheden wel verschillend. Elementen die hierbij een rol kunnen spelen zijn, onder andere, fysieke omstandigheden, uitzenddruk, werkdruk en de grootte van het OPCO.
3. Eiseres heeft - voor zover hier van belang - aangevoerd dat haar een onjuist salarisnummer is toegekend en dat dit op minimaal 17 dient te worden vastgesteld. Zij heeft aangevoerd dat zij en haar collega’s van andere OPCO’s de komende twee jaar exact dezelfde opleiding volgen en nadien, als algemeen militair arts (AMA), niet heel ander werk zullen gaan verrichten. Er waren op het moment van hun aanstelling nauwelijks verschillen in leeftijd en ervaring. Toch hebben meerdere van haar collega-artsen een hoger salarisnummer bij aanstelling gekregen.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage is onderdeel van deze uitspraak.
5. Niet in geschil is dat vanaf datum aanstelling van eiseres financiële gelijkstelling met de rang van kapitein aan de orde was en dat zij na de het afronden van de KOO bij koninklijk besluit is bevorderd in deze rang.
6. De rechtbank overweegt dat de Nota 2018, bij gebreke van overgangsbepalingen, toegepast dient te worden vanaf de datum van inwerkingtreding. Nu het bestreden besluit dateert van na die datum dient toepassing gegeven te worden aan deze nota. Onder omstandigheden kan aanleiding bestaan om hiervan af te wijken. Dit doet zich voor indien het primaire besluit dateert van vóór de Nota 2018 en toepassing van de oude Nota 2016 tot een gunstiger resultaat zou kunnen leiden. Anders dan eiseres meent, is de bepaling omtrent de toekenning van een salarisnummer vanwege ervaring in beide Nota’s identiek. Dit komt er - kort gezegd – op neer dat indien, ongeacht het aantal jaren, aan de eis van relevante ervaring, opgedaan in de leeftijd van 24 jaar en ouder, is voldaan er 1 extra stap wordt toegekend voor werkervaring. Eiseres heeft geen andere gronden ingediend op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de Nota 2018 niet van toepassing kan zijn.
7. De rechtbank overweegt dat artikel 7, eerste lid, van het IBM als uitgangspunt heeft dat het salarisnummer wordt bepaald binnen de salarisschaal die bij de rang hoort. Aan de commandant OPCO is uitdrukkelijk de bevoegdheid toegekend om het salarisnummer vast te stellen, hetgeen bij de verschillende OPCO’s is uitgewerkt in een afzonderlijke Nota Salaris(nummer) bij aanstelling.
Niet in geschil is dat de salarisschaal behorende bij de rang van kapitein/luitenant ter zee tweede klasse oudste categorie bij alle krijgsmachtdelen begint met salarisnummer 13. Gelet op artikel 7, eerste lid, van het IBM kan het salarisnummer dan ook niet lager worden vastgesteld dan 13. Het is dan ook niet verklaarbaar dat, waar het IBM bepaalt dat het salarisnummer binnen de salarisschaal van de rang dient te vallen, door verweerder bij de rang van kapitein überhaupt geen extra nummers zijn toegekend. De uitleg van verweerder dat ingevolge Nota 2018 in beginsel salarisnummer 9 aan de orde is maar dat op grond van een afwijkende salarisregeling (voor specialisten) bij het CLSK een hogere financiële rang (13, gekoppeld aan de rang van kapitein) wordt toebedeeld en dat hierdoor behalve leeftijd ook vooropleiding en ervaring zijn verdisconteerd, wordt niet gevolgd. Deze uitleg over de gevolgde systematiek, nog daargelaten dat deze niet is onderbouwd, verdraagt zich niet met de bepaling in artikel 7, eerste lid, van het IBM en de tekst van de Nota 2018.
De rechtbank overweegt dat, hoewel uit artikel 7, eerste lid, van het IBM volgt dat er bij de vaststelling van het salaris bij aanstelling verschillen kunnen bestaan tussen de OPCO’s, in dit verband niet valt in te zien waarom de arbeidsomstandigheden, zeker bij de groep artsen, bij het CLSK zo significant afwijkend zijn van andere OPCO’s. Zeker nu er bij twee andere OPCO’s, te weten het CZSK en het CLAS, die een onderling sterk afwijkende taakstelling hebben, kennelijk overeenstemming lijkt te bestaan dat extra salarisnummers in relatie tot het aantal jaren ervaring in de rede ligt.
De rechtbank stelt vast dat in het geval van eiseres salarisnummer 13 als uitgangspunt moet worden beschouwd. De, in artikel 7, tweede lid, van het IBM genoemde leeftijdsjaren zijn hierin verdisconteerd. Gelet op de Nota 2018 dienen echter wel extra salarisnummers te worden toegekend voor kennis (4) en ervaring (1). Daarmee komt het salarisnummer uit op 18.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen, in die zin dat aan eiseres per datum aanstelling salarisnummer 18 wordt toegekend, en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).