In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Roble-van Deursen, had hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het CIZ, die het indicatiebesluit van 1 augustus 2015 hadden herzien. Het CIZ had in 2019 en 2020 besluiten genomen die de zorgindicatie van de appellant wijzigden, waarbij het CIZ stelde dat de appellant niet langer op de eerder geïndiceerde zorg was aangewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de actuele zorgbehoefte van de appellant en dat de motivering van de besluiten niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het CIZ herroepen, waardoor het indicatiebesluit van 1 augustus 2015 herleefde. Tevens is het CIZ veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 4.960,50. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek door het CIZ bij het herzien van zorgindicaties.