ECLI:NL:CRVB:2022:2212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag voor deelname aan de vrijwillige AOW-verzekering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een herhaalde aanvraag ingediend voor deelname aan de vrijwillige AOW-verzekering, nadat zijn eerdere aanvraag in 2017 was afgewezen omdat hij zich niet tijdig had aangemeld. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat de Svb terecht had gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag konden onderbouwen. De appellant had in 2007 geïnformeerd naar de mogelijkheid van vrijwillige verzekering, maar had zijn aanvraag pas in 2017 ingediend, wat meer dan de wettelijk vereiste termijn van vijf jaar overschreed. De Raad bevestigde dat de bepalingen van de AOW dwingendrechtelijk zijn en dat de Svb beleid had vastgesteld voor het omgaan met aanvragen die na de termijn zijn ingediend. Dit beleid was consistent toegepast en de appellant had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die zijn late aanvraag konden rechtvaardigen.
De Raad verwierp ook het beroep van de appellant op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij niet voldoende had onderbouwd dat in vergelijkbare gevallen anders was gehandeld. Tot slot werd het beroep van de appellant op schending van zijn eigendomsrecht afgewezen, omdat het bestreden besluit geen inbreuk maakte op een bestaand eigendomsrecht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag af.