ECLI:NL:CRVB:2022:1936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische geschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WIA-uitkering. Appellante, die zich op 16 april 2014 ziekmeldde, heeft in de loop der jaren verschillende aanvragen voor een WIA-uitkering ingediend, die door het Uwv zijn afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 september 2022 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 november 2021 een juist beeld gaf van de beperkingen van appellante. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam en verklaarde het beroep tegen het besluit van 4 juli 2019 gegrond, maar het beroep tegen het besluit van 26 november 2021 ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de medische geschiktheid van appellante voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te twijfelen. Het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.118,- bedroegen, en moest het griffierecht vergoeden.