ECLI:NL:CRVB:2022:1702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit van de Sociale verzekeringsbank inzake ouderdomspensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1946, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 18 januari 2012, waarin hem een ouderdomspensioen van 52% werd toegekend. Het bezwaar werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard wegens het overschrijden van de bezwaartermijn. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De appellant stelt dat hij het besluit van 18 januari 2012 nooit heeft ontvangen en dat de Svb niet kan aantonen dat het besluit daadwerkelijk is verzonden. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. De Raad concludeert dat, hoewel de Svb geen verzendadministratie kan overleggen, er voldoende bewijs is dat de appellant op de hoogte was van het besluit, onder andere door zijn aanvraag voor een AIO-aanvulling en telefonisch contact met de Svb.
De Raad komt tot de conclusie dat het bezwaar van de appellant niet tijdig is ingediend en dat er geen grond is voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.