ECLI:NL:RBAMS:2021:6763

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
21/134
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen pensioenbesluit na termijnoverschrijding en verzending betwist

Op 15 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de SVB van 18 januari 2012, waarin hem een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) was toegekend. Eiser stelde dat hij het primaire besluit nooit had ontvangen en dat hij ook geen kennis had genomen van de inhoud ervan. Echter, de rechtbank oordeelde dat, gezien alle omstandigheden, het aannemelijk was dat eiser het besluit in 2012 had ontvangen. De rechtbank baseerde dit oordeel op verschillende feiten, waaronder het bezoek van eiser aan het kantoor van de SVB kort na de datum van het primaire besluit en de toekenning van een AOW-toeslag en AIO-aanvulling aan eiser in mei 2012, waarbij verwezen werd naar het primaire besluit.

Eiser had in 2020 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar de rechtbank oordeelde dat dit bezwaar buiten de wettelijke bezwaartermijn was ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de SVB om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Linzey. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/134

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van15 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. A.R. Kellermann),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser vanaf februari 2012 een pensioen toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Bij besluit van 11 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft met behulp van een videoverbinding plaatsgevonden op
15 september 2021. Eiser heeft zich, wegens technische problemen, laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van afmelding, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt het primaire besluit nooit te hebben ontvangen. Hij betwist ook een brief te hebben ontvangen waarin de inhoud van het besluit bekend is gemaakt.
3. Alle omstandigheden in samenhang bezien, acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser het primaire besluit in 2012 heeft ontvangen. Het door eiser op 2 december 2020 gemaakte bezwaar is daarmee dus buiten de bezwaartermijn.
4. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser kort na de datum waarop het primaire besluit is gedateerd, namelijk op 9 maart 2012, het kantoor van verweerder in Zaandam heeft bezocht om een AIO [1] -aanvulling aan te vragen. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser dit heeft gedaan naar aanleiding van het primaire besluit. Daarnaast heeft verweerder bij twee afzonderlijke besluiten van 8 mei 2012 een AOW-toeslag en een AIO-aanvulling toegekend aan eiser. In het eerste besluit wordt verwezen naar het primaire besluit. In het tweede besluit heeft verweerder overzichtelijk weergegeven hoe het AOW-pensioen van eiser is opgebouwd en daarin ook de hoogte daarvan genoemd. Voor de rechtbank weegt verder mee dat het primaire besluit is gestuurd naar het door eiser opgegeven correspondentieadres [adres] te Uithoorn. Zijn stelling dat hij toen geen vaste woon- of verblijfsplaats had, kan hem daarom niet baten. Ook als eiser het primaire besluit niet zou hebben ontvangen, acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser in elk geval met de besluiten van 8 mei 2012 kennis van de inhoud van het primaire besluit heeft genomen of heeft kunnen nemen. Ook die besluiten zijn verstuurd naar een door eiser opgegeven correspondentieadres.
5. Er is niet gebleken van een omstandigheid die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Linzey, griffier, op 15 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.