ECLI:NL:CRVB:2021:938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending medewerkingsverplichting tijdens huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet. Appellante ontving sinds 4 augustus 2014 bijstand, maar na een melding over haar woonsituatie heeft de gemeente Rijswijk een onderzoek ingesteld. Tijdens een huisbezoek op 25 juli 2018 kon appellante de berging van haar woning niet tonen, omdat haar partner X de sleutels had meegenomen. De handhavingsmedewerkers hebben appellante gevraagd de berging te tonen, maar zij kon dit niet doen. Het college van burgemeester en wethouders heeft vervolgens de bijstand van appellante met ingang van 25 juli 2018 ingetrokken, omdat zij de op haar rustende medewerkingsverplichting zou hebben geschonden.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze intrekking gegrond verklaard voor zover het gaat om de gezamenlijke huishouding, maar de intrekking op basis van de schending van de medewerkingsverplichting in stand gelaten. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de handhavingsmedewerkers voldoende grond hadden voor het huisbezoek en dat appellante niet in staat was om de berging te tonen door een oorzaak die binnen haar risicosfeer ligt. De Raad bevestigt dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat appellante haar medewerkingsverplichting heeft geschonden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.