Uitspraak
18 5099 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
27 november 2014 gekocht bij [autobedrijf B] ( [autobedrijf B] ) voor € 24.750,-. Daarbij is de VW Golf met kenteken [kenteken A] ingeruild voor € 12.500,-. De VW Golf met kenteken [kenteken C] is op 18 juni 2015 gekocht bij [autobedrijf A] voor € 33.850,-. Daarbij is de Kia Sportage ingeruild voor € 17.500,-.
2 april 2005 tot en met 10 maart 2012 werd ingetrokken, was gebaseerd op de vooronderstelling van het dagelijks bestuur dat appellant op 2 april 2005 een erfenis van € 78.550,- had ontvangen. Dat bedrag was gebaseerd op de som van de voor de auto’s en de camper betaalde bedragen. Uitgaande van dat bedrag heeft het dagelijks bestuur geconlcudeerd dat het vermogen van appellant door de ontvangst van de erfenis de grens van het vrij te laten vermogen had overschreden. Het dagelijks bestuur is van dat besluit teruggekomen bij besluit van 7 maart 2017. Dat besluit is gebaseerd op de mededeling van appellant op 7 februari 2017 dat de erfenis € 1.200,- bedroeg en op de onderbouwing van zijn stelling dat hij de camper heeft gefinancierd met geleend geld. Op grond van die informatie heeft het dagelijks bestuur vastgesteld dat het vermogen van appellant over de periode van 2 april 2005 tot en met 10 maart 2012 de vermogensgrens niet overschreed, zodat de intrekking van de bijstand over die periode ongedaan moest worden gemaakt. Hiermee heeft het dagelijks bestuur niets gezegd over de vraag of het recht op bijstand over een periode daarna, namelijk de periode van 22 juni 2013 tot en met 12 april 2016, was vast te stellen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het dagelijks bestuur in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.136,-;
- bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.