Uitspraak
18.6181 WIA
OVERWEGINGEN
.Ter zitting is toegelicht dat de loongerelateerde uitkering feitelijk is doorbetaald tot 28 september 2016
.
,in totaal € 3.398,88.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, die in 2010 arbeidsongeschikt raakte door whiplashklachten na een auto-ongeluk. Het Uwv had aanvankelijk geweigerd om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij op dat moment minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een periode van ziekte en een revalidatietraject, heeft appellante in 2016 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar een voorschot op de WIA-uitkering toegekend, maar later teruggevorderd omdat zij te veel aan voorschotten had ontvangen. De Raad oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderkend dat appellante recht had op een WIA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 26 september 2014, en dat de terugvordering van de voorschotten onterecht was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond, waardoor de terugvordering niet kon worden doorgezet. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.