ECLI:NL:CRVB:2021:2901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen Wajong en ingezetenschap in de AAW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een 'Beoordeling arbeidsvermogen' op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant, geboren op Curaçao, heeft in 1999 zijn intrek in Nederland genomen en heeft de Nederlandse nationaliteit. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant op zijn achttiende verjaardag niet in Nederland woonde. De Raad oordeelde dat de voorwaarde van ingezetenschap in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) niet in strijd is met discriminatieverboden uit internationale verdragen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvraag van appellant ten onrechte was beoordeeld op basis van de Wajong in plaats van de AAW. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellant op zijn zeventiende verjaardag geen ingezetene van Nederland was. De Raad concludeerde dat de AAW van toepassing is en dat de voorwaarden voor ingezetenschap gerechtvaardigd zijn. Appellant's beroep op ongerechtvaardigde ongelijke behandeling en zijn verwijzing naar het VN-Gehandicaptenverdrag werden eveneens afgewezen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.