Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
P. Vrolijk als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor arbeids- en/of inkomensondersteuning op grond van de Wet Wajong 2010. De appellante, geboren in Egypte en in 1999 naar Nederland verhuisd, had een aanvraag ingediend voor ondersteuning, maar deze werd afgewezen omdat zij op haar zeventiende verjaardag niet in Nederland woonde. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij op dat moment een duurzame band met Nederland had.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij ongelijk werd behandeld ten opzichte van andere Nederlandse jonggehandicapten en dat de voorwaarde van ingezetenschap op haar zeventiende verjaardag onterecht was. Het Uwv handhaafde het bestreden besluit, maar met een gewijzigde motivering, waarbij werd verwezen naar de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) in plaats van de Wajong 2010. De Raad bevestigde dat de voorwaarde van ingezetenschap niet in strijd is met discriminatieverboden en dat de stelling van appellante over ongelijke behandeling niet onderbouwd was.
De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat appellante op haar zeventiende verjaardag geen ingezetene was. Het beroep op het VN-Gehandicaptenverdrag werd afgewezen, omdat Nederland dit verdrag pas na het bestreden besluit had geratificeerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het Uwv.