Uitspraak
19 512 WAJONG
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellante, geboren in 1995, heeft vanaf haar jeugd een nieraandoening en kampt met psychische problematiek. In 2017 diende zij een aanvraag in voor de beoordeling van haar arbeidsvermogen, maar het Uwv concludeerde dat zij over arbeidsvermogen beschikt en wees haar aanvraag af. Appellante heeft in beroep en hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar problematiek heeft onderschat en dat zij niet in staat is om te werken zonder begeleiding van een vertrouwd persoon. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en dat haar stellingen niet voldoende zijn onderbouwd met medische gegevens. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante beschikt over arbeidsvermogen, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft ook geoordeeld dat het verbod van reformatio in peius niet is geschonden, omdat appellante niet in een nadeligere positie is gekomen door het instellen van bezwaar. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.