ECLI:NL:CRVB:2021:1636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering in verband met inkomsten uit vennootschappen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 1996 een WAO-uitkering ontvangt, heeft inkomsten genoten uit vennootschappen waarvan zij aandeelhoudster is. Het Uwv heeft vastgesteld dat deze inkomsten niet zijn gemeld, wat leidde tot een herziening van de uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante tegen het besluit van het Uwv uitvoerig besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de fiscale keuze rechtvaardigen. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.