Uitspraak
PROCESVERLOOP
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van betrokkene over het jaar 2019 vastgesteld. Volgens het Uwv heeft betrokkene vanwege inkomsten als zelfstandige over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een te hoog bedrag aan
WAZ-uitkering ontvangen. Dit bedrag moet zij aan het Uwv terugbetalen. Met een besluit van 6 oktober 2020 heeft het Uwv het bedrag dat betrokkene moet terugbetalen vastgesteld op
€4.968,98.
WAZ-uitkering gebleven.
OVERWEGINGEN
Inleiding
€ 819,98 en per 1 juli op € 829,98 bruto per maand exclusief vakantiegeld. Volgens het Uwv heeft betrokkene over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te veel uitkering ontvangen. Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft het Uwv vastgesteld dat betrokkene een bedrag van €4.968,98 aan het Uwv moet terugbetalen. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 5 en 6 oktober 2020 omdat zij van mening is dat het Uwv de WAZ-uitkering per 1 januari 2019 te laag heeft vastgesteld en de terugvordering daarom onterecht is. Betrokkene heeft hiertoe aangevoerd dat op de jaarrekening voor het jaar 2019 een bedrag van €7.198,- aan commissies is geboekt, welk bedrag zij nooit daadwerkelijk heeft ontvangen. Het betreft commissies voor reizen die zijn geboekt in 2019 en die in 2020 zouden plaatsvinden. Wegens Covid-19 zijn deze reizen geannuleerd en daarom heeft betrokkene deze commissies nooit ontvangen
.Hierdoor is de op de jaarrekening geboekte winst uit onderneming in 2019 € 7.198,- hoger dan de werkelijk gemaakte winst.
WAZ-uitkering uitgegaan van de gegevens over het jaar 2019 zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst. Die gegevens zijn voor het Uwv leidend. Het is aan betrokkene om een verzoek tot correctie in te dienen bij de Belastingdienst als zij van mening is dat de inkomstengegevens onjuist zijn.
dat het Uwv de hoogte van de WAZ-uitkering van betrokkene over het jaar 2019 onjuist heeft vastgesteld. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door de WAZ-uitkering van betrokkene over het jaar 2019 opnieuw vast te stellen, waarbij een bedrag van €7.198,- in mindering moet worden gebracht op het inkomen van betrokkene over 2019. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene heeft aangetoond dat de jaarcijfers over 2019 niet overeenkomen met het werkelijk genoten inkomen over 2019, omdat zij de in 2019 geboekte commissies met een bedrag van €7.198,- niet daadwerkelijk heeft ontvangen. Volgens de rechtbank heeft betrokkene met de winst- en verliesrekening over 2020 aangetoond dat zij de in 2019 geboekte commissies voor reizen in het jaar 2020 niet heeft ontvangen. Aangezien het Uwv de inkomsten die betrokkene daadwerkelijk heeft genoten in mindering moet brengen (anticumuleren) op haar WAZ-uitkering, heeft het Uwv bij de berekening van de inkomsten over het jaar 2019 een bedrag van €7.198,- te veel in aanmerking genomen. De rechtbank heeft het in dit geval niet redelijk geacht om vast te houden aan het uitgangspunt dat het Uwv mag uitgaan van de juistheid van de gegevens uit de polisadministratie, en dat correctie van de niet genoten commissies over 2019 uitsluitend kan worden 'rechtgezet’ door een gewijzigde aangifte over 2019 te doen. Betrokkene heeft uitgebreid gemotiveerd en met jaarcijfers onderbouwd dat zij het door de reisbranche gehanteerde systeem van boeken van commissies niet anders tot uitdrukking kan laten komen op de winst- en verliesrekeningen.
Het Uwv is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het Uwv heeft aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat het Uwv bij de vaststelling van het inkomen van betrokkene gebruik heeft gemaakt van de gegevens uit de polisadministratie. Voor zelfstandigen gaat het Uwv uit van de informatie van de Belastingdienst. Voor de vaststelling van het inkomen als zelfstandige is het Uwv uitgegaan van de belastbare winst, zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef en onder e, van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen (Regeling samenloop). Het Uwv gaat – onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 30 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1636 – daarbij uit van de door betrokkene gemaakte fiscale keuze. Volgens het Uwv is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de fiscale keuze bij toepassing van
artikel 58 van de WAZ niet in redelijkheid tot uitgangspunt had kunnen worden genomen. Daarbij heeft het Uwv in aanmerking genomen dat betrokkene heeft verklaard dat haar belastingaangifte over 2019 correct is. De lagere omzet, die overigens pas in 2020 feitelijk is geëffectueerd, is daarom volgens het Uwv geen reden om af te wijken van de fiscale winst over 2019.
Het oordeel van de Raad
artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Regeling samenloop wordt onder inkomen als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de WAZ verstaan de belastbare winst uit onderneming. Hieruit volgt dat voor de vaststelling van het inkomen van betrokkene niet relevant is of betrokkene het bedrag aan commissies daadwerkelijk heeft ontvangen, maar of dit bedrag is meegenomen voor de belastbare winst uit onderneming. Betrokkene heeft bevestigd dat de winst uit onderneming voor het jaar 2019 – dus inclusief het bedrag van € 7.198,- aan commissies – juist is verantwoord aan de Belastingdienst. Het Uwv is dan ook terecht uitgegaan van de belastbare winst van het reisbureau van betrokkene over het jaar 2019, zoals die blijkt uit de gegevens van de Belastingdienst. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is het Uwv bij de vaststelling van het inkomen van betrokkene niet uitgegaan van de gegevens uit de polisadministratie, maar van de gegevens van de Belastingdienst.
WAZ-uitkering voor 2019 niet relevant. Zoals het Uwv ook ter zitting naar voren heeft gebracht, is de WAZ niet bedoeld om het verlies aan commissies te compenseren.
Conclusie en gevolgen
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraken worden vernietigd. Het beroep tegen het bestreden besluit wordt ongegrond verklaard. Dit betekent dat het Uwv terecht de
WAZ-uitkering per 1 januari 2019 heeft vastgesteld op € 819,98 bruto per maand en per 1 juli 2019 op € 829,98 bruto per maand. Ook heeft het Uwv terecht de onverschuldigd betaalde WAZ-uitkering over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 tot een bedrag van € 4.968,98 teruggevorderd van betrokkene.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
vernietigt de aangevallen tussenuitspraak;
Bijlage
2. (…).
3. (…).
4. (…).
5. (…).
6. (…).
7. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder inkomen en loon als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
8. (…).
1. Onder inkomen als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, van de WAO, en 58, eerste lid, van de Waz wordt verstaan:
a. (…);
b. (…);
d. (…);
e. de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst;
f. (…).