Uitspraak
16.7136 ZW
10 oktober 2016, 16/1351 (aangevallen uitspraak)
mr. Ugur verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.
OVERWEGINGEN
2 oktober 2015 en vervolgens in dit rapport op inzichtelijke wijze beschreven welke consequenties hij daaraan heeft verbonden voor de belastbaarheid van appellant. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts met dit rapport en de overige stukken die zich op dat moment in het dossier bevonden niet over voldoende informatie beschikte om te komen tot een afgewogen oordeel over het rapport van de arts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de hoorzitting van 14 maart 2016 weliswaar niet bijgewoond, maar zij heeft, zoals blijkt uit haar rapport van 14 maart 2016, wel de beschikking gehad over de in bezwaar overgelegde medicatielijst van apotheek [naam apotheek] van 20 november 2015, informatie van huisarts [huisarts] van 18 november 2015, revalidatiearts Wagenaar van 2 oktober 2015, orthopeed Vochteloo van 7 september 2015 en reumatoloog Siewertz van Reesema van
29 maart 2013. Daarnaast heeft zij de beschikking gehad over informatie over behandelingen in een verder verleden. Zij was bovendien op de hoogte van hetgeen appellant op de hoorzitting naar voren had gebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie waarover zij de beschikking had in haar rapport van 14 maart 2016 op overzichtelijke wijze gerangschikt. Verder heeft zij in haar rapport op inzichtelijke en navolgbare wijze beschreven waarom zij op basis van de beschikbare informatie, afgezien van het schrappen van een overbodige toelichting in de FML bij de punten 4.18 en 4.19, waarover zij overleg heeft gehad met de arts, tot dezelfde conclusie is gekomen als deze arts.
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2018.