ECLI:NL:CRVB:2021:1443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugkomen van intrekking ouderdomspensioen en duuraanspraak
In deze zaak gaat het om de vraag of de Sociale verzekeringsbank (Svb) gehouden is terug te komen van de intrekking van het ouderdomspensioen van appellante, die als tweede echtgenote is gehuwd. Appellante heeft in 2011 een ouderdomspensioen aangevraagd, maar dit werd in 2012 ingetrokken. De Svb heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op het pensioen omdat zij niet de eerste echtgenote is van haar echtgenoot, die eerder met een andere vrouw was getrouwd. Appellante heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de intrekking onterecht was. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de gelijkstelling van de AOW voor duurzaam gescheiden echtgenoten niet van toepassing is op het NMV, en dat appellante geen zelfstandige aanspraak heeft op een Nederlands ouderdomspensioen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.