ECLI:NL:CRVB:2022:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanspraak op Nederlands ouderdomspensioen op basis van huwelijkse tijdvakken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in Marokko woont, heeft een aanvraag voor een ouderdomspensioen ingediend, maar deze aanvraag is door de Sociale verzekeringsbank (Svb) afgewezen. De Svb stelde dat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en daardoor geen pensioen heeft opgebouwd. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarbij werd verwezen naar het beleid van de Svb en eerdere uitspraken van de Raad. De appellante was de tweede echtgenote van de overleden verzekerde, en volgens het beleid van de Svb komen alleen de eerste echtgenotes in aanmerking voor huwelijkse tijdvakken die recht geven op een ouderdomspensioen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op een zelfstandig ouderdomspensioen op basis van het NMV, omdat zij niet de eerste echtgenote was en zich niet vrijwillig heeft verzekerd. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep verworpen.