ECLI:NL:CRVB:2022:1196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- K.R. van Renswoude
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een uitspraak op hoger beroep inzake griffierecht en niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft de verschuldigdheid van het griffierecht, dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden betaald. Verzoekster is bij brief van 15 oktober 2021 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht van € 134,- en is verzocht dit bedrag binnen 28 dagen te betalen. Een tweede herinnering volgde op 15 november 2021, waarin verzoekster wederom werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat verzoekster in verzuim is geweest, aangezien er geen reden is om aan te nemen dat zij niet in staat was om het griffierecht tijdig te betalen. Hierdoor is het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2022. De beslissing houdt in dat verzoekster geen recht heeft op inhoudelijke behandeling van haar verzoek om herziening, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.