Uitspraak
18 4771 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
17 juni 2016 tot 16 augustus 2016 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn welke bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Verder heeft het college aan appellant nadere verplichtingen opgelegd, waaronder het aanvaarden van psychische hulpverlening.
17 juni 2016 had moeten worden toegekend. Op die datum heeft appellant zich namelijk gemeld voor het doen van een (eerste) aanvraag om bijstand en heeft hij op adres A zijn spullen neergezet. Hij had op dat moment geen andere verblijfplaats. Dat appellant op die dag nog geen bed had, mag hem daarom niet worden tegengeworpen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
22 juni 2016 hebben appellant en X vervolgens verklaard dat er vanaf 18 juni 2016 wel een bed beschikbaar is en dat appellant vanaf die datum ook op adres A slaapt. Op het op 21 juli 2016 ingeleverde aanvraagformulier heeft appellant bovendien als gewenste ingangsdatum 18 juni 2016 genoemd. Onder deze omstandigheden heeft het college de bijstand terecht met ingang van 18 juni 2016 toegekend.
2 november 2016 zijn hoofdverblijf had op adres A, tezamen met vier andere personen van
21 jaar of ouder.
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover dat betrekking heeft op de bij besluit van 7 september 2016 opgelegde nadere verplichtingen;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige, voor zover aangevochten;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de kosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 319,84.