ECLI:NL:CRVB:2020:3476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij in staat werd geacht meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Na meerdere verzoeken om herziening, waarbij appellante medische gegevens overlegde, bleef het Uwv bij zijn standpunt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv op goede gronden had afgewezen. Tevens verzocht appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden en kende een schadevergoeding toe van € 500,-, verdeeld over het Uwv en de Staat der Nederlanden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.