ECLI:NL:CRVB:2020:319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens ontbreken woonlasten en de kwalificatie van een auto als woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving van 14 januari 2014 tot 6 oktober 2015 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft de bijstand van appellante met ingang van 6 oktober 2015 ingetrokken. Appellante heeft op 26 april 2017 opnieuw bijstand aangevraagd, waarbij zij aangaf in een auto te wonen vanwege haar aandoening hyperacusis. Het college heeft de bijstand met 20% verlaagd, omdat appellante geen woning bewoont. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar auto als een marginale woning moet worden beschouwd en dat de kosten van het wonen in de auto moeten worden meegewogen. De Raad heeft vastgesteld dat de auto van appellante niet als woning kan worden aangemerkt, omdat elementaire voorzieningen ontbreken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de Beleidsregels af te wijken. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante geen huur of andere woonkosten heeft, wat betekent dat de verlaagde bijstandsuitkering niet onredelijk is.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.