ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3752

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2669 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
  • J.M.A. van der Kolk-Severijns
  • H.D. Stout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van toeslag op bijstandsuitkering wegens woonsituatie in toercaravan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die sinds 2 augustus 2000 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant woont sinds 23 maart 2005 op een camping in een toercaravan. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf heeft op 21 november 2007 besloten om de toeslag van appellant per 1 februari 2008 te verlagen van 20% naar 10%, omdat appellant geen zelfstandige woning bewoont. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het College heeft het besluit gehandhaafd.

Tijdens de zitting op 8 maart 2011 heeft appellant aangevoerd dat zijn verblijf op de camping niet betekent dat hij lagere woonlasten heeft en dat het rechtszekerheidsbeginsel meebrengt dat de eerder toegekende toeslag van 20% niet zomaar kan worden verlaagd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de toercaravan van appellant niet kan worden aangemerkt als een zelfstandige woning, omdat hij afhankelijk is van elementaire voorzieningen zoals water, elektriciteit, toilet en douche van elders.

De Raad heeft de relevante artikelen van de WWB en de Toeslagenverordening van de gemeente Ooststellingwerf in overweging genomen. De Raad concludeert dat de verlaging van de toeslag naar 10% rechtmatig is, omdat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van de hogere toeslag. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep tegen het besluit van het College ongegrond heeft verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en H.D. Stout als leden.

Uitspraak

09/2669 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 april 2009, 08/680 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: College).
Datum uitspraak: 19 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Bakker. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door B.L. Heijs, werkzaam bij de gemeente Ooststellingwerf.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 2 augustus 2000 bijstand, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%.
1.2. Appellant woont sedert 23 maart 2005 op [naam camping] in [woonplaats]. Op 21 november 2007 is hij aldaar bezocht door twee medewerkers van de gemeente op zijn standplaats. Daarbij is geconstateerd dat appellant niet in een woning woont en minder dan € 1.000,-- per jaar betaalt voor de standplaats van zijn caravan.
1.3. Bij besluit van 21 november 2007 heeft het College de toeslag van appellant per 1 februari 2008 herzien naar 10% omdat appellant geen woning bewoont.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 21 februari 2008 heeft het College het besluit van 21 november 2007 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
21 februari 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep - samengevat - aangevoerd dat het verblijf op een camping niet betekent dat hij lagere woonlasten heeft. Daarnaast brengt het rechtszekerheidsbeginsel volgens hem mee dat de toeslag van 20% na bijna acht jaar te zijn toegekend niet zomaar kan worden verlaagd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 27 van de WWB kan het College de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21, of de toeslag, bedoeld in artikel 25, lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30 van de WWB. Artikel 30, eerste lid, van de WWB bepaalt dat de gemeenteraad vaststelt voor welke categorieën de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. Verhoging of verlaging van de norm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt ingevolge artikel 30 vierde lid, van de WWB plaats onverminderd artikel 18, eerste lid, van de WWB.
4.2. Ter uitvoering van de artikelen 8 en 30 van de WWB heeft de raad van de gemeente Ooststellingwerf de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2006 (de Verordening) vastgesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 5, onder b, van de Verordening bedraagt de verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet 10% van de gehuwdennorm als geen woning bewoond wordt. Op grond van artikel 1, tweede lid, onder d, van de Verordening wordt onder woning verstaan een zelfstandige woonruimte in de zin van de Wet op de huurtoeslag.
4.3. Ter zitting van de Raad heeft appellant toegelicht dat hij vanaf 2005 tot eind 2007 niet op een vaste standplaats heeft gestaan en dat hij gebruik maakte van de sanitaire unit van de camping. In de wintermaanden heeft hij gebruik gemaakt van een zogenaamd droogtoilet (beerput) van de nabij gelegen boerderij en de daar aanwezige kraan om water te tappen. Eerst na de verhuizing eind 2007 naar een vaste standplaats met aansluiting op het riool is appellant begonnen met het bouwen van een eigen sanitaire unit. In verband met het ontbreken van middelen, mede veroorzaakt door de verlaging van de toeslag, is die sanitaire unit nog niet af, aldus appellant.
4.4. Met in achtneming van de in 4.1 en 4.2 vermelde bepalingen stelt de Raad met de rechtbank vast dat de door appellant bewoonde toercaravan niet kan worden aangemerkt als een zelfstandige woning, omdat de toercaravan van appellant niet kan worden bewoond zonder van elders gebruik te maken van een aantal van de elementaire voorzieningen te benutten, zoals water, elektriciteit, toilet en douche. De Raad merkt hierbij op dat de situatie zoals nadien gewijzigd door de verhuizing naar een vaste standplaats in dit geding niet aan de orde is.
4.5. Dat sprake zou zijn van woonkosten die niettemin een toeslag van 20% rechtvaardigen heeft appellant niet aannemelijk gemaakt, waarbij de Raad opmerkt dat voor de kosten van onderhoud en vervanging van de toercaravan gereserveerd dient te worden. Tot slot acht de Raad, anders dan appellant, een gewenningsperiode van ruim twee maanden voldoende nu geen terugvordering heeft plaatsgevonden en appellant ten tijde in geding beperkte woonlasten had.
4.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en H.D. Stout als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2011.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) B. Bekkers.
RB