Uitspraak
18 2606 PW, 19/1631 PW, 19/2334 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
€ 350,- als lening voor levensonderhoud moet worden aangemerkt en daarom niet op de bijstand in mindering mag worden gebracht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant. Appellant had zich op 3 april 2017 gemeld voor bijstand, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij onvoldoende duidelijkheid had gegeven over zijn financiële situatie, met name over de voertuigen die op zijn naam stonden geregistreerd. Appellant had verklaard dat hij een eigen bedrijf had dat failliet was gegaan en dat hij voertuigen had die in beslag waren genomen. Het dagelijks bestuur verzocht om bewijsstukken van de waarde van deze voertuigen, maar appellant kon geen verifieerbare informatie overleggen.
Na een tweede aanvraag om bijstand, die op 30 augustus 2017 werd ingediend, werd appellant bijstand toegekend, maar met inachtneming van bijschrijvingen op zijn bankrekening. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had in eerdere uitspraken geoordeeld dat bepaalde bijschrijvingen als inkomen moesten worden aangemerkt. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellant met de bijschrijvingen onder de vermelding 'lening' of 'lenen' aannemelijk heeft gemaakt dat deze leningen voor levensonderhoud waren bedoeld. Echter, de bijschrijving onder de vermelding 'voor huur' werd niet als lening aangemerkt, omdat niet kon worden aangetoond dat dit bedrag terugbetaald moest worden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de eerste aanvraag terecht was en dat de bijstandsverlening in de tweede aanvraag correct was beoordeeld.