In deze zaak heeft appellant een aanvraag om bijstand ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat appellant door bijschrijvingen van mevrouw X op zijn bankrekening volledig in zijn levensonderhoud kon voorzien. Appellant heeft in zijn bezwaar en beroep aangevoerd dat deze bijschrijvingen leningen betroffen, maar het college heeft dit niet kunnen vaststellen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat er vanaf 1 augustus 2020 bijstand moet worden toegekend, wat leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere besluiten. De Raad heeft geoordeeld dat appellant over de periode van 3 juli tot en met 31 juli 2020 geen recht op bijstand heeft, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijschrijvingen leningen waren. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard voor de periode vanaf 1 augustus 2020, maar bevestigd dat de afwijzing voor de periode van 3 juli tot en met 31 juli 2020 terecht was.