ECLI:NL:CRVB:2017:3781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en beoordeling van inkomsten uit leningen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 15 oktober 2015 bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 17 mei 2016. Het college stelde dat appellant onvolledige informatie had verstrekt, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Na bezwaar werd de aanvraag gedeeltelijk gegrond verklaard, maar appellant had geen recht op bijstand voor bepaalde periodes omdat hij over voldoende middelen beschikte.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de bedragen die hij van derden had ontvangen als leningen moesten worden aangemerkt en dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met zijn bedrijfskosten. De Raad overwoog dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening als leningen voor levensonderhoud moesten worden beschouwd. De Raad bevestigde dat het college de ontvangen inkomsten terecht als inkomen had aangemerkt en dat verwervingskosten niet in mindering mochten worden gebracht op de ontvangen inkomsten.
De Raad oordeelde verder dat het college de beoordeling van de bijstandsaanvraag ten onrechte had beperkt tot de periode tot 17 mei 2016. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de bijstandsaanvragen en de bijbehorende inkomsten.