ECLI:NL:CRVB:2015:3188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- E.C.R. Schut
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand en herkomst kasstortingen in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. Betrokkene, die tot 2 april 2012 een loongerelateerde uitkering ontving, heeft van 1 april 2012 tot 30 november 2012 als freelancer gewerkt. Na het faillissement van zijn werkgever heeft hij bijstandsaanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de herkomst van enkele kasstortingen op zijn bankrekening niet duidelijk was. Betrokkene heeft verklaard dat hij contant geld van zijn ouders ontving, maar het college betwistte de herkomst van deze middelen. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om opnieuw te beslissen. Het college ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de te beoordelen periode slechts contante bedragen heeft ontvangen tot een bedrag van € 1.250,- per maand, en dat het recht op bijstand dus wel is vast te stellen. De Raad benadrukte dat het college bij de nieuwe beslissing op bezwaar rekening moet houden met de omstandigheden van het geval, waaronder de herhaaldelijke verzoeken van betrokkene om een voorschot en de bereidheid van zijn ouders om hem financieel te ondersteunen.