Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 30 maart 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
“Uit het dossier blijkt dat in de periode in geding een groot aantal auto’s op naam van bezwaarmaker was geregistreerd bij de RDW. U heeft hiervan een lijst opgesteld en deze aan bezwaar-maker overgelegd bij uw brief van 23 juni 2017. Van een aantal auto’s op deze lijst heeft u ook aangegeven dat u deze beschouwd als klassieker waaraan een verzamel-waarde kan worden toegekend. Aan bezwaarmaker is onder andere gevraagd om van de auto’s op deze lijst met verifieerbare bewijsstukken aan te tonen wat de aankoopprijs was en de taxatiewaarde nu is. In de aanvraagfase heeft bezwaar-maker echter niet de door u gevraagde gegevens overgelegd. In de bezwaarfase heeft bezwaarmaker een lijst, gedateerd op 28 juli 2017, overgelegd waarop hij heeft aangegeven wat er volgens hem met de daarop vermelde auto’s is gebeurd. Bezwaarmaker heeft van een aantal auto’s op deze lijst aangegeven dat deze nog in zijn bezit zijn, van een aantal auto’s aangegeven dat deze in bezit zijn van derden (i.c. in beslag genomen door de deurwaarder) en van een aantal auto’s aangegeven dat deze gestolen zijn. Bezwaarmaker heeft echter ook in de bezwaarfase geen objectieve en verifieerbare informatie aangeleverd waaruit zou moeten blijken dat de auto’s die volgens de RDW in de periode in geding op zijn naam stonden, niet op zijn naam stonden geregistreerd. Er is ook geen objectieve en verifieerbare informatie aangeleverd waaruit zou moeten blijken welke auto’s er gestolen zouden zijn. Tevens heeft bezwaarmaker geen objectieve en verifieerbare informatie overgelegd over de aankoopprijs en de taxatiewaarde van de auto’s. Tenslotte is er door bezwaarmaker ook geen objectieve en verifieerbare informatie overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de auto’s geen dan wel weinig waarde zouden vertegenwoordigen. Gezien het bovenstaande is ook in heroverweging het vermogen gebonden in de auto’s die volgens de RDW op naam staan van bezwaarmaker niet vast te stellen.”
22 december 2017, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 17/7611 PW VV.
Verder is eiser aangewezen op zorg door de GGZ. Handhaving van het besluit tot weigering van een uitkering zou betekenen dat eiser verstoken is en blijft van enig inkomen met alle gevolgen van dien.
9. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op 20 oktober 2017 was eiser er naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval nog niet in geslaagd om de vooronderstelling te ontkrachten dat de auto’s een bestanddeel van diens vermogen vormden waarover hij ook daadwerkelijk de beschikking had of redelijkerwijs kon beschikken. In dat verband kan de rechtbank zich volledig vinden in hetgeen Werkplein daaromtrent hierboven (in rechtsoverweging 1 onder j.) naar voren heeft gebracht. De rechtbank maakt die overwegingen tot de zijne. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was dan ook (nog) niet vast te stellen of eiser bij zijn aanvraag om bijstand van 20 december 2016 in bijstandbehoevende omstandig-heden verkeerde.
“Hierdoor is voorlopig niet vast te stellen of verzoeker ten tijde van zijn aanvraag in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde”en is de verzochte voorlopige voorziening afgewezen.
“(…) Zoals ook in eerdere beslissing aangegeven(opmerking rechtbank: bedoeld is de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2017)
, is op19 december 2017 door de gemeente aangegeven dat er op dat moment nog een waslijst met kentekens op naam van de heer [naam] stonden. De toen al gaande worsteling is onverdroten voortgezet en wel als volgt:(…)c. Onmiddellijk aansluitend op de zitting van 11 december 2017 is aan de hand van het ter zitting ter sprake gebrachte overzicht, zoals door de gemeente bijgevoegd bij haar verweerschrift als bijlage 1, nog op diezelfde dag gevraagd om een zo spoedig mogelijke administratieve afwikkeling.d. Er komt constructief telefonisch overleg tot stand met mevrouw [naam mevrouw] van de RDW: zo eenvoudig is het zo blijkt niet. Er ligt een wezenlijke taak weggelegd voor de politie: met betrekking tot de verduisterde auto’s moet er een aangiftemelding van de politie in het systeem van de RDW zijn!
Beëindiging van registratie
Hierbij wil ik u laten weten dat ik het dossier (zie bijlage: 18 voertuigen die gestolen zijn) van uw cliënt naar de afdeling Aansprakelijkheid en Persoonsregistratie (APR) heb doorgestuurd. De medewerkers van de afdeling APR hebben uw verzoek namens dhr. [naam] reeds in behandeling genomen. Zij zullen u in de loop van deze week schriftelijk op de hoogte brengen van hun besluit. Zoals telefonisch aangegeven kan ik helaas geen uitspraak doen over het besluit dat zij gaan nemen. Tot slot vroeg ik mij af of u kunt aangeven of naast de 23 voertuigen (18 voertuigen die gestolen zijn en 5 voertuigen die na aanvraag van een demontagecode ter sloop aangeboden zullen worden bij een erkend demontagebedrijf) ook de registratie van andere voertuigen (kentekens) die op naam van dhr. [naam] staan beëindigd moeten worden?”
“Op 16 februari 2018 heb ik uw brief en mails met betrekking tot voertuigen die op naam van uw cliënt de heer [naam eiser] staan doorgestuurd gekregen ter verdere afhandeling. U vraagt om de voertuigen die op naam van uw cliënt staan, van zijn naam te halen. Daarmee vervalt de tenaamstelling.
Uit uw correspondentie en het meegestuurde proces-verbaal van aangifte is mij gebleken dat bovengenoemde voertuigen zijn gestolen door de voormalig zakenpartner van de heer [naam] , de heer [naam] . Volgens de heer [naam] is de heer [naam] verantwoordelijk voor het weghalen van de voertuigen van het stallingsterrein. Ondanks de aangifte van de heer [naam] is de politie niet bereid om een gestolen signaal in het kentekenregister te registreren voor de voertuigen omdat zij van mening is dat de zaak als een civiele kwestie staat geregistreerd.
Verder heeft eiser geprobeerd aan te tonen dat de auto’s die op zijn naam hebben gestaan c.q. noodgedwongen nog steeds staan, geen wezenlijke waarde vertegenwoordigden c.q. vertegenwoordigen.
19. Werkplein heeft ter zitting aangegeven het een vervelende situatie voor eiser te vinden, maar er zijn naar de mening van Werkplein nog te veel belemmeringen om een recht op bijstand van eiser vast te stellen. Op basis van de ter zitting door eiser overgelegde foto’s (die de rechtbank bij deze uitspraak aan eiser zal terugsturen) kan gezegd worden dat die betreffende auto’s erg weinig waarde hadden, maar mogelijk zijn er andere auto’s die nog wel een zekere waarde hebben. Van die andere auto’s zou eiser met meer bewijs moeten komen, aldus Werkplein.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
30 maart 2018.