ECLI:NL:CRVB:2020:2126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van intrekkingsbesluit WAO-uitkering na verzoek om herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een inwoner van België, had in 1989 een WAO-uitkering toegekend gekregen, maar in 2012 heeft het Uwv deze uitkering beëindigd op basis van een wijzigingsformulier waarin de appellant aangaf dat zijn gezondheid was verbeterd. De verzekeringsarts en een psychiater concludeerden dat er geen beperkingen waren. Appellant heeft sindsdien meerdere keren verzocht om heropening van zijn WAO-uitkering, maar deze verzoeken zijn door het Uwv afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren in de zin van artikel 4:6 van de Awb. De Raad concludeerde dat de weigering van het Uwv om terug te komen van het eerdere besluit niet evident onredelijk was. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Raad vond geen aanleiding om de eerdere beslissing te herzien. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn ingediend die tot een ander oordeel zouden leiden.