ECLI:NL:CRVB:2020:1619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en kennelijke misslag in toekenningsbesluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarbij de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten van het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 12 juli 2016 bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aangevraagd, met een gewenste ingangsdatum van 1 juni 2016. Het dagelijks bestuur heeft op 28 september 2016 twee besluiten aan appellant verzonden: een toekenningsbesluit en een afwijzingsbesluit. Het toekenningsbesluit werd later ingetrokken omdat het dagelijks bestuur constateerde dat dit per abuis was verzonden. Appellant stelde dat hij er op had mogen vertrouwen dat het toekenningsbesluit juist was en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant had moeten begrijpen dat er iets niet klopte, gezien de twee tegenstrijdige besluiten. De Raad bevestigt dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft om gemaakte fouten te herstellen, mits dit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.