ECLI:NL:CRVB:2019:3415

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
18/2642 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 25 september 2018. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. De gemachtigde van appellant heeft echter verzet aangetekend, waarbij hij een verzendbewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat de gronden op 23 juli 2018 tijdig naar de Raad zijn gefaxt. De Raad heeft in het verzet vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest, en heeft daarom het verzet gegrond verklaard. De eerdere uitspraak van 25 september 2018 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland veroordeeld in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 256,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 oktober 2019
18/2642 PW-V, 18/2643 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2018, 16/7470 en 17/2217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 25 september 2018 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De gemachtigde van appellant heeft verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 25 september 2018 berust op de overwegingen dat de gronden van het hoger beroep niet zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Uit het verzendbewijs die de gemachtigde van appellant heeft overgelegd blijkt dat de gronden tijdig op 23 juli 2018 naar de Raad zijn gefaxt.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
25 september 2018 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 256,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) K.R. van Renswoude

RB