ECLI:NL:RBMNE:2025:1902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/826, UTR 23/4205 en UTR 23/1895
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ZW-uitkering door het Uwv en intrekking van eerder toegekende uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 april 2025, wordt geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft geweigerd om aan eiseres een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen. Eiseres had zich ziekgemeld na een verlofperiode, maar kon niet met medische gegevens aantonen dat zij op de relevante datum niet in staat was om haar werk te verrichten. De rechtbank behandelt ook de beroepen van eiseres tegen automatisch gegenereerde brieven waarin een ZW-uitkering werd toegekend en later weer ingetrokken. De rechtbank concludeert dat het Uwv de gemaakte fout mocht herstellen en dat er geen strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres had eerder een uitkering aangevraagd, maar het Uwv had in eerdere besluiten vastgesteld dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor uitkeringen en de verantwoordelijkheden van het Uwv in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/826, UTR 23/4205 en UTR 23/1895

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: E.H. van den Brink).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[ex werkgever] B.V.uit [plaats 2] (ex-werkgever)
(gemachtigde: mr. M.C. Zaal).

Inleiding

1. Eiseres werkte vanaf 3 juni 2019 als projectmedewerker bij [ex werkgever] (hierna: de ex-werkgever). In de periode van 4 tot en met 13 augustus 2021 heeft eiseres verlof opgenomen en is zij naar Marokko gegaan. Na afloop van haar verlof heeft eiseres zich op 16 augustus 2021 ziekgemeld bij haar leidinggevende. In de periode van 17 augustus 2021 tot en met 27 oktober 2021 heeft eiseres niet meer heeft gereageerd op verzoeken van haar ex-werkgever om contact op te nemen. Dit heeft geleid tot ontbinding van het dienstverband bij de kantonrechter per 12 januari 2022.
2. Eiseres heeft vervolgens bij het Uwv een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aangevraagd. Met het besluit van 29 juni 2022 (het primaire besluit I) heeft het Uwv bepaald dat eiseres vanaf 13 januari 2022 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Tijdens die bezwaarprocedure heeft het Uwv het besluit van 5 december 2022 (het primaire besluit II) genomen waarin het Uwv heeft bepaald dat eiseres per 13 januari 2022 nog ziek was, zodat de ZW-uitkering vanaf die datum weer zou worden betaald. Met het besluit van 12 december 2022 (het primaire besluit III) heeft het Uwv vervolgens bepaald dat eiseres vanaf 16 augustus 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Met de brief van 12 december 2022 zijn de besluiten van 5 en 12 december 2022 ingetrokken. Het Uwv heeft daarin ook bepaald dat het besluit van 29 juni 2022 (het primaire besluit I), van kracht blijft.
4. Eiseres heeft bij het Uwv bezwaar gemaakt tegen de brief van 12 december 2022. Met de beslissing op bezwaar van 21 juli 2023 (het bestreden besluit II) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en bepaald dat de besluiten van 5 en 12 december 2022 ingetrokken blijven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld. Dit beroep van eiseres wordt bij de rechtbank behandeld onder het zaaknummer UTR 23/4205.
5. Met de beslissing op bezwaar van 20 januari 2023 (het bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gericht tegen de weigering van de ZW-uitkering (het eerdergenoemde primaire besluit I), ongegrond verklaard. Daarmee heeft het Uwv het primaire besluit I in stand gelaten. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I ook beroep ingesteld. Dit beroep van eiseres wordt bij de rechtbank behandeld onder zaaknummer UTR 23/826.
6. Eiseres heeft ten slotte op 10 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 december 2022 (het eerdergenoemde primaire besluit III) waarin het Uwv bepaalt dat eiseres van 16 augustus 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Met de beslissing op bezwaar van 27 februari 2023 (het bestreden besluit III) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen bij de rechtbank beroep ingesteld. Dit beroep van eiseres wordt door de rechtbank behandeld onder zaaknummer UTR 23/1895.

Procedure bij de rechtbank

7. De beroepen van eiseres zijn behandeld op de zitting van 6 maart 2025. Eiseres en haar gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet bij deze zitting verschenen. De griffier heeft daarom voor aanvang van de mondelinge behandeling telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens dit telefonisch contact laten weten dat hij een andere zittingsdatum, namelijk 18 maart 2025, genoteerd had. Nadat is gebleken dat de gemachtigde van eiseres deugdelijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 6 maart 2025, heeft de meervoudige kamer besloten tot behandeling van deze zaak.
8. Het Uwv heeft zich bij deze zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
9. Door de rechtbank is op diezelfde dag een beroep van eiseres behandeld tegen de weigering van een WW-uitkering. Dit beroep is bekend onder zaaknummer: UTR 23/544.

Het geschil

10. Het geschil gaat over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan eiseres per 13 januari 2022 een ZW-uitkering toe te kennen. Daarnaast gaat het over het besluit en de brief van 12 december 2022 waarmee het besluit van de op 5 december 2022 per abuis toegekende ZW-uitkering alsnog is ingetrokken.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan haar ex-werkgever te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken om te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Het bestreden besluit I (UTR 23/826)
12. Het Uwv heeft zich voor zijn oordeel over het recht van eiseres op een ZW-uitkering gebaseerd op door de ex-werkgever ingebrachte informatie. De ex-werkgever is eigenrisicodrager voor de ZW. Zij is daarom, op grond van artikel 63a, eerste lid, van de ZW, verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden voor een besluit over de ZW. In dat kader heeft de bedrijfsarts van Arbeidskracht, de arbodienst van de ex-werkgever, op 12 oktober 2022 contact gehad met eiseres en daarover een rapport opgesteld. Uit het rapport van de bedrijfsarts volgt dat het duidelijk is dat eiseres (anamnestische) klachten heeft gehad in de periode vanaf 16 augustus 2021, maar dat er geen testuitslagen beschikbaar zijn of medische begeleiding heeft plaatsgevonden die een diagnose kunnen bevestigen. Gelet op dit rapport van de bedrijfsarts heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat niet is vast te stellen dat eiseres op 13 januari 2022 recht had op een uitkering op grond van de ZW.
13. Tegen de weigering van de ZW-uitkering voert eiseres aan dat het medisch onderzoek, dat aan de weigering van de ZW-uitkering ten grondslag ligt, onzorgvuldig is uitgevoerd. Daarbij speelt volgens eiseres een belangrijke rol dat het Uwv heeft nagelaten om medische informatie op te vragen bij een kliniek in Tanger, Marokko. Volgens eiseres zou deze kliniek haar ziektebeeld kunnen bevestigen. Eiseres heeft verder ter onderbouwing van haar standpunt een journaal van haar huisarts overgelegd.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is uitgevoerd. Het Uwv heeft zich voor zijn oordeel over het recht van eiseres op een ZW-uitkering mogen baseren op het rapport van de bedrijfsarts van de ex-werkgever. Dat het Uwv geen medische informatie heeft opgevraagd bij een kliniek in Tanger, doet aan de zorgvuldigheid van het onderzoek niet af. Immers, ook wanneer de informatie uit Tanger de medische toestand van eiseres zou bevestigen, dan zegt dat nog niets over de vraag of eiseres in staat was haar eigen werk uit te voeren en daarmee recht zou hebben op een ZW-uitkering per 13 januari 2022.
15. Voor zover eiseres stelt dat de uitkomst van het medisch onderzoek onjuist is, oordeelt de rechtbank dat het aan eiseres is om met medische gegevens aannemelijk te maken dat zij op de datum in geding, 13 januari 2022, niet in staat is om haar arbeid te verrichten. Het door eiseres ingebracht journaal van haar huisarts is daarvoor onvoldoende. Het journaal van de huisarts bevat namelijk vooral een (subjectieve) weergave van de klachten die eiseres zelf ervaart, waardoor onvoldoende getwijfeld kan worden aan het oordeel van het Uwv over het recht van eiseres op een ZW-uitkering per 13 januari 2022.
16. Eiseres voert verder aan dat het Uwv ten onrechte aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd dat eiseres in de periode van februari 2022 tot maart 2022 heeft gewerkt. Eiseres heeft in deze periode niet gewerkt, maar heeft slechts een start gemaakt met het volgen van theorielessen. Zij moest daar als gevolg van haar medische beperkingen echter ook weer voortijdig mee stoppen. Dat eiseres deze theorielessen is gaan volgen kan door het Uwv daarom niet worden gebruikt ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiseres per 13 januari 2022 niet in staat was om haar eigen werk uit te voeren.
17. De rechtbank stelt voorop dat aan de besluitvorming van het Uwv primair ten grondslag ligt dat niet kan worden vastgesteld dat eiseres op 13 januari 2022 niet in staat was om haar eigen werk uit te voeren. Dat uit de polisadministratie van het Uwv volgt dat eiseres in de periode van februari tot maart 2022 weer zou hebben gewerkt is in de beslissing op bezwaar opgenomen als overweging ten overvloede. Het Uwv heeft tijdens de zitting een nadere toelichting gegeven op de gegevens uit zijn polisadministratie. Daaruit volgt dat die polisadministratie van het Uwv wordt gevuld door de Belastingdienst. Het Uwv heeft daarmee inzicht in de aanvang en het einde van een dienstverband en de betalingen door een werkgever. Het Uwv heeft in zijn polisadministratie gezien dat eiseres in de periode van 21 februari 2022 tot 6 maart 2022 betalingen van een werkgever heeft ontvangen. Volgens het Uwv was eiseres in deze periode in ieder geval enige tijd in staat geweest om betaalde arbeid te verrichten. De rechtbank kan deze toelichting door het Uwv volgen. De stelling van eiseres dat zij de theorielessen heeft moeten staken omdat zij hiervoor te ziek was, heeft zij niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding voor het oordeel dat de besluitvorming van het Uwv onjuist is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
18. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd tegen de weigering van de ZW-uitkering per 13 januari 2022, niet slagen. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat niet is gebleken dat eiseres per 13 januari 2022 niet in staat was om haar eigen werk te verrichten, zodat zij geen recht heeft op een ZW-uitkering.
19. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het bestreden besluit II (UTR 23/4205)
20. Eiseres heeft met een afzonderlijk beroepschrift ook beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 21 juli 2023 (het bestreden besluit II). Daarin heeft het Uwv haar bezwaar, gericht tegen de brief van 12 december 2022, ongegrond verklaard en bepaald dat de besluiten van 5 en 12 december 2022 ingetrokken blijven.
21. Eiseres voert tegen het bestreden besluit II aan dat het Uwv onvoldoende heeft weerlegd waarom eiseres niet mocht vertrouwen op de toekenning van de ZW-uitkering met de beschikking van 5 december 2022. Volgens eiseres was het juist logisch dat de ZW-uitkering met de beschikking van 5 december 2022 alsnog aan haar werd toegekend, omdat zij het Uwv op 2 december 2022 wederom had verzocht om medische informatie op te vragen bij een kliniek in Tanger. Gelet hierop verkeerde eiseres in de veronderstelling dat het Uwv van die gelegenheid gebruik had gemaakt en dat de opgevraagde medische informatie alsnog had geleid tot het toekennen van de ZW-uitkering. Eiseres heeft verder tegen het bestreden besluit II aangevoerd dat zij op de toekenning van de ZW-uitkering door het Uwv mocht vertrouwen en dat het Uwv handelt in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door de toekenning op 12 december 2022 weer ongedaan te maken.
22. De rechtbank oordeelt dat de gronden van eiseres tegen het bestreden besluit II, ook niet slagen. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat uit vaste rechtspraak [1] van de CRvB volgt dat aan een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toekomt om een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en er geen sprake is van strijd met geschreven of ongeschreven recht. Het Uwv heeft in dit geval voldoende gemotiveerd toegelicht dat per abuis met de geautomatiseerde beschikking van 5 december 2022 aan eiseres een ZW-uitkering is toegekend. Na de beschikking van 5 december 2022 heeft het Uwv eiseres binnen één week, met de berichtgeving van 12 december 2022, geïnformeerd dat de beschikking van 5 december 2022 komt te vervallen en dat het eerder genomen besluit van 29 juni 2022 over de weigering van de ZW-uitkering in stand blijft. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel of andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verder is het standpunt van eiseres, dat zij meende dat de beslissing tot toekenning van de ZW-uitkering gebaseerd zou zijn op door Uwv -binnen 2 dagen- verkregen medische informatie uit Marokko, niet navolgbaar. Bovendien liep er in december 2022 al een bezwaarprocedure tegen de weigering van de ZW-uitkering per 13 januari 2022. Ook is niet gebleken dat eiseres in de tussenliggende periode enige uitbetaling van de ZW-uitkering van het Uwv heeft ontvangen die haar vertrouwen in de juistheid van de beschikking van 5 december 2022 konden bevestigen.
23. Het beroep van eiseres gericht tegen het bestreden besluit van 21 juli 2023 (het bestreden besluit II) is gelet op het voorgaande ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het bestreden besluit III (UTR 23/1895)
24. Eiseres heeft ten slotte ook beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 27 februari 2023 (het bestreden besluit III). Daarin heeft het Uwv haar bezwaar, gericht tegen het besluit van 12 december 2022 (het primaire besluit III), niet-ontvankelijk verklaard omdat dat besluit inmiddels -met de brief van 12 december 2022- was ingetrokken.
25. Eiseres voert tegen het bestreden besluit III aan dat het Uwv haar bezwaar ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres stelt daartoe onder andere dat het besluit van 12 december 2022 in haar beleving niet was ingetrokken, althans dat zij niet eerder dan 10 februari 2023 kennis heeft genomen van de brief van 12 december 2022 waarmee dat besluit is ingetrokken.
26. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Op de zitting heeft het Uwv een nadere toelichting gegeven op de wijze waarop de brief en de beschikking van 12 december 2022 zijn verzonden. Deze brief en beschikking zijn, net als de overige berichten gericht aan eiseres, op digitale wijze naar eiseres verzonden via de berichtenbox van “mijnuwv.nl”. Het Uwv heeft toegelicht dat hij sinds 6 april 2017 alle brieven en besluiten uitsluitend digitaal aan eiseres verzendt, omdat eiseres sinds die datum heeft aangegeven gebruik te willen maken van de berichtenbox van mijnuwv.nl. Eiseres ontvangt sinds 6 april 2017 daarom geen reguliere briefpost meer van het Uwv. De rechtbank kan deze toelichting van het Uwv volgen en stelt vast dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres toestemming heeft gegeven voor het uitsluitend ontvangen van digitale post van het Uwv en dat het Uwv sinds 6 april 2017 van deze mogelijkheid gebruik maakt. Gelet daarop acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat eiseres de berichten van 12 december 2022 pas op 10 februari 2023 heeft ontvangen, zodat het er voor moet worden gehouden dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen een reeds ingetrokken besluit.
27. De rechtbank overweegt verder dat ook als eiseres pas op 10 februari 2023 de brief en besluit van 12 december 2022 zou hebben ontvangen, het niet voor de hand had gelegen om tegen het besluit van 12 december 2022 bezwaar te maken. Het Uwv had immers op 20 januari 2023 ook al een beslissing genomen op het materiële geschil, het bezwaar van eiseres gericht tegen de afwijzing van het recht op een ZW-uitkering. Anders dan eiseres stelt, valt daarom niet in te zien dat het redelijkerwijs nodig was om kosten te maken voor het instellen van bezwaar tegen het besluit van 12 december 2022.
28. Het beroep van eiseres gericht tegen het bestreden besluit van 27 februari 2023 (het bestreden besluit III) is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

29. Uit deze uitspraak volgt dat de beroepen van eiseres gericht tegen de bestreden besluiten I, II en III, ongegrond zijn. Dit betekent dat de weigering van de ZW-uitkering en de intrekking van de per abuis toegekende ZW-uitkering, in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, voorzitter, en mr. J.W. Veenendaal en mr. M.M. Brink, leden, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1619.