In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 26 februari 2019 in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de terugvordering van een AIO-aanvulling en de oplegging van een bestuurlijke boete aan betrokkene, die niet heeft gemeld dat zij eigenaar was van een appartement. Betrokkene ontving sinds 1 oktober 2009 een ouderdomspensioen en een AIO-aanvulling, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvulling ingetrokken met terugwerkende kracht omdat betrokkene haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Svb heeft ook een boete opgelegd van € 8.100,-, die is gebaseerd op de normale verwijtbaarheid van betrokkene.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de boete vastgesteld op nihil, maar de Svb ging in hoger beroep tegen deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de boete op nihil had vastgesteld, omdat de hoogte van de boete moet worden bepaald op basis van de fictieve draagkracht van betrokkene, die 10% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. De Raad heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 750,46, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de terugvordering betreft, maar vernietigde de uitspraak voor wat betreft de boete. De beslissing is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn niet toegewezen.