Uitspraak
16.7017 WWB
.Namens appellante is verschenen mr. Dinç. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling van appellante, die sinds 1 oktober 2009 een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet. Appellante ontving daarnaast bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft een onderzoek ingesteld naar de vermogenssituatie van appellante nadat zij op een formulier had aangegeven mede-eigenaar te zijn van een appartement in Turkije. De Svb concludeerde dat appellante niet had gemeld dat zij sinds 22 april 2010 eigenaar was van dit appartement, wat leidde tot de intrekking van haar AIO-aanvulling met terugwerkende kracht tot die datum.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet volledig over het appartement kon beschikken, omdat het in gezamenlijk eigendom was met haar vier kinderen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij slechts voor een vijfde deel eigenaar was en dat zij niet over het appartement kon beschikken. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat het appartement niet tot haar vermogen behoorde, maar dat zij dit niet had gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met A.M. Pasmans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 december 2017.