In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ambtenaar die sinds 1993 werkzaam is bij de gemeente Helmond en die na een reorganisatie niet is geplaatst in een nieuwe functie. De ambtenaar had gesolliciteerd naar nieuwe functiesoorten, maar het college van burgemeester en wethouders heeft besloten hem niet te benoemen op basis van een negatief assessment en adviezen van de selectiecommissie. De rechtbank had het bezwaar van de ambtenaar gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Raad heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat het assessment en de adviezen van de selectiecommissie onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Raad oordeelt dat de nieuwe functiesoorten andere en hogere eisen stelden, waardoor de eerdere beoordelingen niet de betekenis hebben die de ambtenaar daar aan wenst toe te kennen. De Raad heeft de beoordelingsvrijheid van het college erkend en geconcludeerd dat het college in redelijkheid kon besluiten om de ambtenaar niet te benoemen in de functies waarvoor hij had gesolliciteerd.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de ambtenaar is ongegrond verklaard. De Raad heeft ook het besluit van 5 september 2018 vernietigd, omdat de grondslag aan dat besluit is komen te ontvallen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.