ECLI:NL:CRVB:2016:1089

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
13/5620 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van de functie Buitendienstinspecteur/BOA in functiecategorie 2 en afwijzing voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO

In deze zaak gaat het om de indeling van de functie Buitendienstinspecteur/BOA bij de gemeente Amsterdam in functiecategorie 2, en de afwijzing van appellant voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO. Appellant, die werkzaam was als Buitendienstinspecteur/BOA, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die hem had afgewezen voor de nieuwe functie op basis van een reorganisatieplan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 maart 2016 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het college op goede gronden heeft besloten om appellant af te wijzen voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO. De indeling in functiecategorie 2 is gerechtvaardigd, omdat de functie van Buitendienstinspecteur/BOA wezenlijk is gewijzigd. De Raad heeft vastgesteld dat de selectieprocedure zorgvuldig is verlopen en dat het college zich terecht heeft gebaseerd op het advies van de selectieadviescommissie. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep van appellant gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

13/5620 AW
Datum uitspraak: 24 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 september 2013, 13/205 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Adansar hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Adansar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J. Schellekens en drs. W.A.T. van der Heijden.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om het college in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen.
Het college heeft bij brief van 8 april 2015 van deze gelegenheid gebruikgemaakt. Appellant heeft bij brief van 2 juli 2015 een reactie gegeven.
Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was aangesteld als Buitendienstinspecteur/bijzonder opsporingsambtenaar (BOA) bij de afdeling Vergunningen en Toezicht van de gemeente Amsterdam.
1.2.
Uit het Reorganisatieplan Vergunningen en Handhaving (Reorganisatieplan) van
2 november 2011 blijkt dat, als gevolg van bezuinigingen, in totaal 16,7 fte zullen verdwijnen bij de afdeling Vergunningen en Toezicht, de afdeling Handhaving en de afdeling Bureau Zoeklicht. Veel functies, waaronder die van Buitendienstinspecteur/BOA, zullen daarbij vervallen. Er komen ook nieuwe functies die meer zijn toegespitst op de nieuwe projectmatige manier van werken. Op de uitvoering van de reorganisatie is het Sociaal Plan Amsterdam (Sociaal Plan) van toepassing.
1.3.
Uit hoofdstuk 2 onder 8 van het Sociaal Plan, en ook bijlage 2 bij het Reorganisatieplan, volgt dat een vergelijking van de huidige functies met de functies in de nieuwe organisatie tot een indeling in twee categorieën kan leiden. Categorie 1 betreft de ongewijzigde en licht gewijzigde functies. De medewerkers van wie hun functie in categorie 1 wordt ingedeeld, worden één op één geplaatst. Indien niettemin sprake is van boventalligheid, wordt geplaatst op basis van afspiegeling in combinatie met anciënniteit. Categorie 2 betreft sterk gewijzigde en nieuwe functies. Sterk gewijzigde functies zijn functies die wat betreft de inhoud van de functie, de vereiste competenties of de situering binnen de organisatie wezenlijk wijzigen. De criteria voor geschiktheid voor een sterk gewijzigde of nieuwe functie worden vastgelegd in een functieprofiel. Daarin worden de vereiste kennis, ervaring en vaardigheden vermeld waaraan de kandidaten moeten voldoen. Voor deze functies geldt een selectie op kwaliteit.
1.4.
Bij besluit van 14 mei 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 december 2012 (bestreden besluit), heeft het college, samengevat en voor zover thans van belang, onder indeling van de functie van Buitendienstinspecteur/BOA in categorie 2, appellant afgewezen voor de door hem geambieerde nieuwe functie van Buitendienstinspecteur/KWO en aan appellant de boventalligheidsstatus toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het college heeft pas in hoger beroep, na schorsing van het onderzoek ter zitting, enkele relevante stukken overgelegd, waaronder een e-mail van de externe functiedeskundige B van 17 september 2012 over de categorie-indeling en een door de leidinggevende opgesteld overzicht met een korte samenvatting en conclusie over de gevoerde gesprekken met kandidaten voor onder meer de functie van Buitendienstinspecteur/KWO. Nu niet is gebleken dat het college die stukken bij de besluitvorming heeft betrokken, dient het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden vernietigd. Vervolgens dient te worden beoordeeld of aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
4.2.1.
Appellant heeft gesteld dat de functie Buitendienstinspecteur/BOA ten onrechte is ingedeeld in functiecategorie 2, omdat er geen sprake was van een (sterk) gewijzigde functie.
4.2.2.
Die stelling treft geen doel. De indeling is, overeenkomstig het advies van de externe functiedeskundige B, onder meer gebaseerd op de gewijzigde aard van de inspectie (geen BOA) en de accentverschuiving van een controlerende en toetsende rol naar een meer administratieve rol. Appellant heeft ter zitting erkend dat de Buitendienstinspecteur/KWO geen BOA is. Uit een vergelijking van de functiebeschrijving van Buitendienstinspecteur/BOA en de op de functie van Buitendienstinspecteur/KWO van toepassing zijnde functiebeschrijving van Inspecteur KWO (medewerker Handhaving D) blijkt dat er overeenkomsten zijn tussen beide functies op het gebied van het buitendienstonderzoek. De in de functiebeschrijving van Buitendienstinspecteur/BOA opgenomen toezichts- en controletaken ontbreken echter in de functiebeschrijving van Inspecteur KWO (medewerker Handhaving D). Verder zijn de in de functiebeschrijving van Inspecteur KWO (medewerker Handhaving D) genoemde werkzaamheden, die bestaan uit het informeren van stadsdelen en diensten over gesignaleerde afwijkingen in bestanden, het signaleren van overtredingen van de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening en het ondersteunen van de projectteams bij het maken van puntentellingen, niet beschreven in de functiebeschrijving van Buitendienstinspecteur/BOA. Er is dan ook geen grond de indeling in categorie 2 voor onjuist te houden.
4.3.1.
Appellant heeft verder aangevoerd dat de sollicitatieprocedure voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO onzorgvuldig is geweest en dat niet duidelijk is waarom aan anderen de voorkeur is gegeven.
4.3.2.
Vooropgesteld moet worden dat voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO een selectie op kwaliteit van toepassing was. Bij de beslissing van het bestuursorgaan bij een dergelijke selectie heeft het bestuursorgaan een grote mate van beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen (vergelijk de uitspraak van 23 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2442).
4.3.3.
Het college heeft zich bij zijn beslissing gebaseerd op het oordeel van de selectieadviescommissie. De selectieadviescommissie vond, blijkens het verslag van het gesprek op 1 februari 2012, dat appellant zich onvoldoende had voorbereid op zijn sollicitatie, gelet op zijn brief, zijn niet aangepaste curriculum vitae en het ontbreken van een beeld van het werken in de nieuwe organisatie. Dit maakte op de selectieadviescommissie een ongemotiveerde indruk. Appellant scoorde naast gesprekstechniek en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid ook onvoldoende op de competenties samenwerken, verantwoordelijkheid en flexibiliteit. In de nieuwe organisatie zijn deze competenties van groot belang. Daarnaast zijn het schrijven van een rapport van bevindingen en het maken van een gespreksverslag belangrijke onderdelen van de nieuwe taak. Appellant heeft volgens de selectieadviescommissie niet aangetoond dat hij over deze vaardigheden beschikt. De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de selectieadviescommissie op onzorgvuldige wijze tot zijn advies is gekomen en dat het college niet van het verslag van de selectieadviescommissie had mogen uitgaan. Anders dan appellant meent, bevat het verslag voldoende objectieve elementen en niet slechts belastende en negatieve elementen. Uit het door de leidinggevende opgestelde overzicht met een korte samenvatting en conclusie over de gevoerde gesprekken met kandidaten voor onder meer de functie van Buitendienstinspecteur/KWO volgt eveneens dat appellant, in tegenstelling tot enkele anderen, niet geschikt werd geacht voor die functie. Er is dan ook geen grond te oordelen dat het college op basis van het advies van de selectieadviescommissie niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om appellant af te wijzen voor de functie van Buitendienstinspecteur/KWO. Wat appellant overigens heeft aangevoerd, stuit op het voorgaande af.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3.3 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep alsnog gegrond moet worden verklaard. De Raad zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
5. Tot slot bestaat aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 992,- in beroep en op € 1.240,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 december 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 december 2012 in stand
blijven;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 395,- vergoedt;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.232,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD