ECLI:NL:CRVB:2019:4245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek boetebesluit Sociale Verzekeringsbank en beoordeling van verwijtbaarheid
In deze zaak gaat het om een herzieningsverzoek van appellanten met betrekking tot een boetebesluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, bijgestaan door hun advocaat mr. R. Küçükünal, hebben het herzieningsverzoek ingediend omdat zij van mening zijn dat de opgelegde boete van € 4.090,- onterecht was, gezien hun financiële situatie en de omstandigheden rondom de overtreding. De Svb had de boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting, omdat appellanten niet hadden gemeld dat zij onroerende zaken in Turkije bezaten.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten ten tijde van het herzieningsverzoek al meer op de boete hadden afgelost dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn geweest bij normale verwijtbaarheid. De Svb heeft het boetebesluit herzien en vastgesteld op € 2.250,-, wat in overeenstemming is met de vuistregels die zijn geformuleerd in eerdere uitspraken van de Raad. De Raad heeft geoordeeld dat de Svb terecht is uitgegaan van normale verwijtbaarheid en dat de herziening van de boete gerechtvaardigd was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Svb gegrond verklaard, maar het beroep tegen het nader besluit ongegrond verklaard. Tevens is de Svb veroordeeld in de kosten van appellanten.