ECLI:NL:CRVB:2019:1449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening en terugvordering kosten bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar zijn bijstand werd ingetrokken na de ontdekking van drie hennepplantages in zijn woning. Het college heeft appellant teruggevorderd voor de gemaakte kosten van bijstand en een boete opgelegd wegens het niet melden van zijn inkomsten uit de hennepplantages. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de bijstand en heeft later verzocht om herziening van de besluiten, wat door het college werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het vonnis van de politierechter, waarin appellant schuldig werd bevonden aan het telen van hennep, niet als nieuw feit kan worden aangemerkt voor de herziening van de besluiten. De Raad stelt vast dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van de besluiten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de beroepsgronden van appellant niet slagen.