Uitspraak
OVERWEGINGEN
17 november 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en het besluit van 10 augustus 2017 gehandhaafd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als verkoopmedewerker werkte op basis van een nul-urencontract, had verzocht om de loonbetalingsverplichtingen van zijn werkgeefster over te nemen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Dit verzoek werd afgewezen omdat de appellant niet de benodigde verifieerbare gegevens had overgelegd, zoals een door de curator goedgekeurd overzicht van de gewerkte uren. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende had onderbouwd wat hij had ondernomen om zijn aanspraak op loon te realiseren. Het Uwv had terecht gesteld dat de appellant vanaf het einde van zijn dienstverband op 17 maart 2017 in staat was om een loonvordering in te dienen bij zijn werkgeefster, maar dit had nagelaten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de aanvraag terecht had afgewezen, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de appellant niet had aangetoond dat hij tijdig en gericht actie had ondernomen om zijn loonvordering te effectueren, en dat de betalingsonmacht van de werkgeefster niet de enige reden was voor het niet kunnen indienen van de vordering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.