Uitspraak
(aangevallen uitspraak 2), en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
ING-rekening en geen bankafschriften in te leveren van deze rekening over de periode van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 7 februari 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, werd geconfronteerd met een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn bijstandsverlening. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen had vastgesteld dat appellant geen melding had gemaakt van een bankrekening bij ING en geen bankafschriften had ingeleverd, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand en een terugvordering van € 25.496,45. Appellant had weliswaar bankafschriften van zijn ABN AMRO-rekening overgelegd, maar niet van de ING-rekening, wat volgens het college een schending van de inlichtingenverplichting betekende.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2019 heeft appellant aangevoerd dat hij de kosten voor het opvragen van de bankafschriften niet kon betalen, wat volgens hem leidde tot wapenongelijkheid in de procedure. De Raad oordeelde echter dat de kosten voor het opvragen van de bankafschriften voor rekening van appellant kwamen, aangezien hij zelf verzuimd had om de ING-rekening te melden. De Raad bevestigde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, wat betekende dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De opgelegde boete van € 1.170,- werd ook bevestigd, omdat appellant niet had aangetoond dat hij de inlichtingenverplichting niet had geschonden.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de veroordeling in de proceskosten.