ECLI:NL:RBAMS:2021:5057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AMS 20/6034 en AMS 20/6035
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van niet-gemelde gokactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in de zaken AMS 20/6034 en AMS 20/6035, waarbij de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond heeft verklaard. Eiser, die sinds 2004 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft nagelaten om zijn gokactiviteiten te melden, wat heeft geleid tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2018. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft op 15 maart 2019 het recht op bijstandsuitkering ingetrokken en op 6 mei 2020 de bijstandsuitkering teruggevorderd. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelde vast dat eiser vanaf januari 2016 gokactiviteiten heeft verricht zonder deze te melden, wat in strijd is met de inlichtingenplicht. Eiser voerde aan dat het college te lang heeft gewacht met het onderzoek naar de gokactiviteiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verplichting tot terugvordering voortvloeit uit de schending van de inlichtingenverplichting. Eiser stelde ook dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien vanwege zijn psychische problemen en financiële gevolgen, maar de rechtbank oordeelde dat deze redenen niet voldoende waren om de terugvordering te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat eiser geen gelijk kreeg en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffiegeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6034 en AMS 20/6035

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B. Eskes),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. S.S. Kisoentewari).
Partijen worden hierna [eiser] en het college genoemd.

Procesverloop

AMS 20/6034
Met een besluit van 15 maart 2019 (het primaire besluit 1) heeft het college het recht op bijstandsuitkering van [eiser] op grond van de Participatiewet ingetrokken over de periode
1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2018.
Met een besluit van 8 oktober 2020 (het bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
AMS 20/6035
Met een besluit van 6 mei 2020 (het primaire besluit 2) heeft het college de bijstandsuitkering van [eiser] teruggevorderd over de periodes 1 januari 2016 tot en met
31 oktober 2018 en 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019.
Met een besluit van 9 oktober 2020 (het bestreden besluit 2) heeft het college het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
In beide zaken
[eiser] heeft tegen de bestreden besluiten 1 en 2 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2021 via een videoverbinding.
[eiser] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [eiser] ’s bewindvoerder [de persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedures voorafging
1. [eiser] ontvangt sinds 2004 een bijstandsuitkering. Het college heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van deze uitkering naar aanleiding van een vermogenssignaal afgegeven door de Belastingdienst. Uit het onderzoek blijkt dat [eiser] ten minste vanaf januari 2016 gokactiviteiten verricht, zonder dat hij dat gemeld heeft. Het recht op bijstand over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2018 kan niet worden vastgesteld en het college heeft het recht op bijstandsuitkering daarom ingetrokken over deze periode.
2. Het college heeft de bijstandsuitkering van [eiser] teruggevorderd over de gehele periode dat deze is ingetrokken, dat betekent vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2018 én vanaf 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019. Het besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering over de periode 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019 maakt echter geen onderdeel uit van deze procedure.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen wat betreft de intrekking zich in omvang beperkt tot de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 en wat betreft de terugvordering over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2018 en over de periode 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019.
De intrekking
4.1.
[eiser] voert aan dat niet is gebleken dat het recht op bijstand in het jaar 2016 niet kan worden vastgesteld. Uit de stukken blijkt namelijk dat er pas vanaf augustus 2017 sprake was van gokactiviteiten.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat het college de bijstandsuitkering van [eiser] terecht heeft ingetrokken over het jaar 2016. Dat [eiser] al vanaf januari 2016 gokt, blijkt bijvoorbeeld uit de op die periode betrekking hebbende bankafschriften van zijn ABN AMRO-bankrekening eindigend op [cijfers 1] . [eiser] heeft nagelaten deze gokactiviteiten te melden, terwijl naar vaste rechtspraak geldt dat gokken op zichzelf een bezigheid is die gemeld moet worden. Uit de aard van deze activiteiten vloeit voort dat er inkomsten mee kunnen worden verworven. [1] Dat gegeven is noodzakelijk voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de bijstand. Verder geldt dat [eiser] geen bankafschriften van zijn SNS-bankrekening eindigend op [cijfers 2] over het jaar 2016 heeft aangeleverd toen hem dat gevraagd werd. Daarnaast is gebleken dat [eiser] geen deugdelijke administratie van (de inkomsten uit) zijn gokactiviteiten heeft bijgehouden. Daarmee heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden en kan niet worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre [eiser] in het jaar 2016 in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De terugvordering
5.1.
[eiser] voert aan dat het college het vermogenssignaal van de Belastingdienst over het jaar 2016 op z’n vroegst al begin 2017 ontvangen heeft. In dat geval heeft het college het vermogenssignaal te lang laten liggen voordat het nader onderzoek heeft gedaan. [eiser] doet een beroep op de zogeheten zesmaandenjurisprudentie. Daaruit volgt dat in een dergelijk geval uit een oogpunt van zorgvuldigheid van terugvordering moet worden afgezien.
5.2.
Daargelaten dat afgaande op de stukken niet met zekerheid gezegd kan worden of het college het vermogenssignaal al begin 2017 of pas later heeft ontvangen, kan een beroep op de bedoelde zesmaandenjurisprudentie alleen al niet slagen nu het college verplicht is tot terugvordering over te gaan. Die verplichting vloeit voort uit het gegeven dat de grondslag voor de terugvordering in dit geval schending van de inlichtingenverplichting is. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie. [2]
6.1.
[eiser] voert verder aan dat er dringende redenen zijn om van de gehele terugvordering af te zien. [eiser] leidt aan complexe, meervoudige psychiatrische aandoeningen met sociale problematiek en een gokverslaving. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van zijn behandelend psychiater van 29 augustus 2019 en een beschikking van zijn onderbewindstelling van 28 februari 2019 overgelegd. Zelfs een handhaver betwijfelde of [eiser] wel in staat was een verklaring af te leggen. Daarnaast leidt terugvordering tot onaanvaardbare financiële gevolgen. [eiser] ontvangt een bijstandsuitkering naar de zogeheten zak- en kleedgeldnorm, en hij kan naar eigen zeggen amper in zijn levensonderhoud voorzien nu de terugvordering wordt ingehouden op zijn uitkering. Mogelijk zal [eiser] een schuldhulpverleningstraject aanvragen.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat van dringende redenen om van terugvordering af te zien niet gebleken is. Deze dringende redenen kunnen naar vaste rechtspraak slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene. [3] [eiser] ’s psychische problematiek vergroot weliswaar zijn aandrang tot gokken, maar dat betekent niet dat terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft. Het is bijvoorbeeld niet gebleken dat [eiser] ’s gokproblematiek als gevolg van de terugvordering verergert zodat het college daar rekening mee had moeten houden. Ook de gestelde financiële gevolgen van de terugvordering kunnen niet als dringende redenen worden aanvaard. Deze financiële gevolgen doen zich namelijk pas voor zodra daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader heeft [eiser] als schuldenaar bescherming (of kan hij deze zo nodig inroepen) van de regels over de beslagvrije voet. Dat [eiser] mogelijk een schuldhulpverleningstraject zal aanvragen, vormt evenmin een bijzondere of incidentele omstandigheid op grond waarvan moet worden afgezien van terugvordering.
Conclusie
7. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Dat betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.

Beslissing

AMS 20/6034
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
AMS 20/6035
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3969.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:952
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 september 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3392.